3.3. Controle van het oliepeil
Voordat het stroomaggregaat kan worden opgestart, moet altijd eerst het peil van de motorolie worden
gecontroleerd.
Bijvullen met de aanbevolen olie (cf. § Eigenschappen) en met behulp van een trechter, tot aan de bovengrens
Let op
van de meter.
Laat het aggregaat minstens 30 minuten afkoelen voor u het oliepeil controleert.
Verwijder de oliemeter (afb. A – no. 2 & afb. B - no. 1) en droog hem af.
Zet de oliemeter terug en haal hem er weer uit. Controleer het niveau op het zicht: het moet liggen tussen de bovenste grens van
de meter (afb. B - no. 2) en de onderste grens van de meter (afb. B - no. 3).
Vul bij indien nodig met behulp van een trechter.
Zet de oliemeter weer op zijn plaats.
Controleer of er geen lekken zijn.
Veeg gemorste olie weg met een schone doek.
3.4. Controle van het brandstofpeil
Gevaar
Schroef de dop van de brandstoftank los (afb. A - no. 4).
Controleer het niveau van de brandstof op het zicht. Indien nodig, moet u de tank vullen:
Vul de brandstoftank met behulp van een trechter en zorg dat er geen brandstof gemorst wordt.
Gebruik alleen zuivere brandstof die geen water bevat.
Overvul de tank niet (er mag geen brandstof in de vulpijp staan).
Controleer na het vullen altijd of de dop van de tank goed is gesloten.
Als er brandstof is gemorst dient u te wachten tot dit is opgedroogd en de dampen zijn opgelost voor u het
Let op
stroomaggregaat aanzet.
Schroef de dop van de tank weer aan.
3.5. Controle van het luchtfilter
Nooit benzine of snel ontvlambare oplosmiddelen gebruiken voor de reiniging van de luchtfilter (risico op brand
of ontploffing).
Let op
Neem de moer en het deksel van de luchtfilter af (afb. D – no. 1 & 2).
Verwijder de vleugelmoer (afb. D – no. 3) en daarna de filteronderdelen (afb. D – no. 4 & 5) en controleer op het zicht of ze nog in
goede staat zijn.
Reinig of vervang de onderdelen inden nodig (cf. § Reinigen van het luchtfilter).
Steek de filteronderdelen en vleugelmoer terug op hun plaats, daarna ook het deksel en de moer.
4. Gebruik van het aggregaat
Voor elk gebruik:
- weten hoe het stroomaggregaat moet worden uitgezet bij noodgevallen,
- alle bedieningsfuncties en handelingen volledig begrijpen.
Om het stroomaggregaat uit te zetten bij noodgevallen, de stophendel gebruiken.
Waarschuwing
4.1. Opstarten
Controleer of het stroomaggregaat goed is aangesloten op de aarding (cf. § Aarding van het aggregaat).
Controleer het oliepeil (cf. § Het oliepeil controleren).
Trek langzaam aan de handgreep van de terugloopstarter (fig. A - afb. 5), tot u een zekere weerstand voelt. Laat hem daarna
langzaam terugkomen.
Trek snel en hard aan de handgreep van de terugloopstarter en laat hem traag terugkomen.
Het vullen met brandstof moet gebeuren met de motor uit en conform de veiligheidsregels
(cf. § Vullen met brandstof).