REINIGING
• Alle afneembare onderdelen (A, B, C, D, G en L) kunnen in de vaatwasser worden gewassen,
uitgezonderd het sapreservoir (E). Maak het sapreservoir (E) na elk gebruik onmiddellijk
schoon in een sopje.
• Dit apparaat is eenvoudiger te reinigen wanneer u dit onmiddellijk na het gebruik doet.
• Gebruik geen schuursponsje, aceton, alcohol (terpentine), etc. voor het schoonmaken van het
apparaat.
• Gebruik de meegeleverde borstel (M) voor de zeef.
• De zeef moet zorgvuldig behandeld worden. Verkeerde handelingen kunnen tot een slechte
werking van het apparaat leiden. Vervang de zeef zodra deze slijtage of schade vertoont.
• Maak het motorblok schoon met een vochtige doek. Droog zorgvuldig.
• Dompel het motorblok nooit in water.
WAT TE DOEN INDIEN UW APPARAAT NIET WERKT?
PROBLEMEN
Het apparaat werkt niet.
Het apparaat geeft een geur
af of voelt zeer warm aan,
maakt een abnormaal geluid
of er komt rook uit het
apparaat.
Er komt minder sap uit het
apparaat.
Neem voor alle andere problemen of storingen contact op met uw erkend servicecentrum.
22
OORZAKEN
De stekker is niet juist
aangesloten; de regelknop
(I) is niet op "1" of "2"
ingesteld.
Het deksel (C) is niet
goed vergrendeld.
De zeef (D) zit niet goed
op zijn plaats.
Er worden te grote
hoeveelheden fruit of
groenten verwerkt.
De zeef (D) is verstopt.
OPLOSSINGEN
Steek de stekker van het
apparaat in een stopcontact
met de juiste spanning. Draai
de regelknop naar de snelheid
"1" of "2".
Controleer of het deksel (C)
goed vergrendeld is door middel
van de vergrendelingsbeugel
(H) en zich juist in de groeven
bevindt.
Controleer of de zeef (D)
goed op de aandrijfas (J) is
vastgeklikt.
Laat het apparaat afkoelen en
verminder de porties fruit of
groenten.
Schakel het apparaat uit, maak
de vulschacht (B) en de zeef
(D) schoon.