3. Het binnenapparaat installeren
Fig. 3-1
Fig. 3-3
1)
131
Fig. 3-2
Fig. 3-4
674
Fig. 3-5
Fig. 3-6
700
131
288
78
23
599
Fig. 3-7
(mm)
3.1. Aanbrengen van de montagebeugel voor de binnenunit
• Breng de beugel stevig op de wand aan (met draadeinden en dergelijke). (Fig. 3-1)
• Stel de montagebeugel met een waterpas horizontaal af.
• Monteer de binnenunit op maximaal 150 mm boven de vloer.
Montagebeugel voor de binnenunit
A
Opmerking:
Om mogelijke trillingen van de montagebeugel voor de binnenunit te voorko-
men, dient u deze te bevestigen met de gaten zoals aangegeven door
Maak de beugel indien mogelijk vast bij de gaten volgens
3.2. Voorbereiden van de binnenunit
Open het voorste rooster door op de 2 plaatsen te drukken zoals aangegeven
1
door de pijlen
. (Fig. 3-3)
Open het voorste rooster en draai de beide schroeven los.
2
Open de horizontale klep van de bovenste luchtuitlaat, druk op drie plaatsen aan
3
de bovenkant van het voorpaneel, en trek de bovenkant van het rooster van de
binnenunit weg.
Schroeven
B
Verwijder het voorste rooster in opwaartse richting. (Fig. 3-4)
4
3.3. Installatie van het binnenapparaat (Fig. 3-5)
• Haak de bovenkant van de binnenunit aan de montagebeugel.
• Maak de binnenunit met de meegeleverde houtschroeven en ringen op 2 plaatsen
( ) elk aan de bovenkant en het midden van de unit vast.
Opmerking:
Bevestig de binnenunit stevig aan de muur, en zorg ervoor dat er geen ope-
ning is tussen unit en muur.
3.4. Gaten boren in de wand en de vloer
3.4.1. Gaten boren (Fig. 3-6)
1 Boor gaten van ø 65 mm of ø 75 mm die ongeveer 5 tot 7 mm diep zijn en vanuit
de kamer naar buiten enigszins aflopen.
2 Breng plug in de gaten aan.
Muurgat
A
Diameter 65 mm of 75 mm
B
Binnenkant
C
Muurgat doorsnee
D
Muurdikte
E
Eén schaal
F
Snijd met 1 extra lengte op de meter.
G
Huls voor het muurgat
H
Voorzichtig:
Gebruik altijd de pluggen. Dit om te voorkomen dat de verbindingskabels
tussen de binnen- en buitenunits een metalen voorwerp kunnen raken, of
dat bij spouwmuren de kabels door kleine knaagdieren worden aangevreten,
waardoor een uiterst gevaarlijke situatie zou kunnen ontstaan.
3.4.2. De positie van de gaten bepalen
De gedeeltes waar de pijpen kunnen lopen worden aangegeven door ovale lijnen
in de afbeelding.
1) Pijpen achter of linksachter (Fig. 3-7)
(De volgende afbeelding is een vooraanzicht van de installatieplaats van de bin-
nenunit.)
.
. (Fig. 3-2)
27