– Het verschil d van de beide punten Ⅴ en Ⅰ laat de feite-
lijke afwijking van de 0°-laserlijn en van de 90°-laser-
lijn van de rechte hoek zien.
Op het meettraject van 2 × 5 m = 10 m bedraagt de
maximaal toegestane afwijking:
10 m × ±0,2 mm/m = ±2 mm. Het verschil d tussen de
punten Ⅰ en Ⅴ mag hierdoor maximaal 2 mm bedragen.
Hoeknauwkeurigheid tussen 0°- en 45°-laserlijn
controleren
Voor de controle heeft u een vrij vlak van ca. 10 × 5 m op
een stevige, vlakke ondergrond nodig.
– Plaats het meetgereedschap in een van de hoeken
van het meetvlak. Schakel het meetgereedschap in en
lijn het zodanig uit dat de 0°-laserlijn langs de lange
zijde van het meetvlak en de 90°-laserlijn langs de
korte zijde van het meetvlak loopt.
10 m
– Markeer het snijpunt van de laserlijnen op de grond
(punt Ⅰ). Markeer bovendien het midden van de 0°-la-
serlijn op een afstand van 5 m (punt Ⅱ) en op een af-
stand van 10 m (punt Ⅲ).
– Plaats het meetgereedschap (zonder het te draaien)
op een afstand van 5 m zodanig dat het snijpunt van
de laserlijnen het reeds gemarkeerde punt Ⅱ raakt en
de 0°-laserlijn door punt Ⅲ loopt. Markeer het midden
van de 45°-laserlijn op een afstand van 5 m (punt Ⅳ).
Bosch Power Tools
– Draai het meetgereedschap zodanig 45° dat het mid-
den van de 0°-laserlijn door punt Ⅳ loopt. Het snij-
punt van de laserlijnen moet op punt Ⅱ blijven liggen.
Markeer het midden van de 45°-laserlijn op een af-
stand van 5 m als punt Ⅴ.
– Draai het meetgereedschap zodanig 45° dat het mid-
den van de 0°-laserlijn door punt Ⅴ loopt. Het snijpunt
van de laserlijnen moet op punt Ⅱ blijven liggen. Mar-
keer het midden van de 45°-laserlijn op een afstand
van 5 m als punt Ⅵ.
– Draai het meetgereedschap zodanig 45° dat het mid-
den van de 0°-laserlijn door punt Ⅵ loopt. Het snij-
punt van de laserlijnen moet op punt Ⅱ blijven liggen.
Markeer het midden van de 45°-laserlijn op een af-
stand van 5 m als punt Ⅶ zo dicht mogelijk naast
punt Ⅰ.
1 609 92A 4HU | (16.01.2019)
Nederlands | 51