3. Kenmerken
Naast de alarmfunctie zijn er extra functies beschikbaar die u kunt inschakelen/uitschakelen.
Om deze in of uit te schakelen, neemt u contact op met uw erkende dealer.
3.1. Waarschuwing: deur niet vergrendeld
Deze optie is standaard ingeschakeld.
Als een deur of de koffer wordt geopend nadat de vergrendelknop is ingedrukt (indien van
toepassing op uw auto), klinkt de zoemer tienmaal. De zoemer stopt wanneer alle deuren worden
gesloten of wanneer de ontgrendelknop op de afstandsbediening voor het alarmsysteem wordt
ingedrukt.
Als de motorkap wordt geopend wanneer de vergrendelknop is ingedrukt, klinkt de zoemer 3 maal
met 3 piepjes (indien van toepassing op uw auto).
Opmerking:
– Het alarmsysteem wordt zelfs geactiveerd als er een deur open is.
3.2. Alarm opheffen
Deze functie wordt gebruikt wanneer de gebruiker zijn afstandsbediening verliest of wanneer de
batterij ervan leeg is.
1
Om het systeem in-/uit te schakelen1drukt u op de led-knop zoveel keren overeenkomstig
met het eerste cijfer van de PIN-code, met een maximum van anderhalve seconde tussen
twee opeenvolgende keer drukken. Als deLED al aan is wanneer de knop wordt ingedrukt,
zal de led doven.
2
Wacht tot de led knippert waarmee deze aanduidt dat het volgende cijfer kan worden
ingevoerd.
3
Herhaal het proces voor de vier cijfers.
62 VSS3
Om het systeem in-/uit te schakelen