auto uitgerust is met een hoogteregelaar
voor de gordel, bevestigt u deze op de
laagste stand. Controleer vervolgens dat
de gordelregelaar ten opzichte van de
rugleuning van de autozitting naar achteren
staat (of er hooguit op één lijn mee staat).
Als de voorzitting is uitgerust met een
frontale airbag wordt afgeraden het
Autostoeltje op deze zitting aan te brengen.
Bij installatie op een zitting die beschermd is
door een airbag dient u altijd de handleiding
van de auto te raadplegen.
LET OP! Installeer het Autostoeltje nooit
op een zitting uitgerust met alleen de
horizontale tweepuntsgordel (Fig. 6)
Verzeker u ervan dat de gesp van de
driepuntsgordel van de auto niet te hoog zit
(fig. 13). Probeer het Autostoeltje anders op
een andere zitting van de auto te installeren.
HET AUTOSTOELTJE IN DE AUTO
INSTALLEREN
LET OP! Laat de autogordels nooit op
andere plaatsen lopen dan die in deze
gebruiksaanwijzing
Anders kan de veiligheid van het kind in het
gedrang komen!
De passages van de gordels zijn met rode
tekens op het Autostoeltje aangegeven.
LET OP! Deze instructies hebben, zowel in de
tekst als op de tekeningen, betrekking op de
installatie van het Autostoeltje op de rechter
achterzitting. Verricht dezelfde handelingen
voor installaties op andere plaatsen.
1. Plaats het Autostoeltje op de gekozen
zitting.
2. Open het spanningsmechanisme (K) en
de klem (O) aan de bovenkant van het
Autostoeltje (Fig. 7).
• Doe de gordel in de gesp van de zitting
(Fig. 8).
3. Laat het buikgedeelte tussen het
onderstel van het stoeltje en de
autozitting doorlopen en doe het
daarvoor in de rode gordelgeleiding aan
de onderkant (R) (Fig. 9A - Fig. 9B).
worden
aangeduid:
LET OP! Controleer altijd of de gordel tijdens
deze handeling niet verdraaid raakt.
4. Steek het schuine gedeelte in de hiervoor
bestemde rode gordelgeleidingen (Q)
voor de gordels aan de bovenkant, die
zich aan de bovenkant van het stoeltje
bevinden (Fig. 10) en laat ze er doorheen
lopen zonder dat ze verdraaid raken.
LET OP! Controleer altijd of de gordel goed
in de gordelgeleiding is aangebracht.
5. Trek aan de diagonale veiligheidsgordel
en begin bij de gesp tot aan het
oprolsysteem (a-b) om de gordel goed
te spannen (Fig. 11).
6. Voltooi de installatie door eerst de klem
te sluiten die de gordel vastzet (O) en
tenslotte het spanningsmechanisme (K)
(Fig. 12).
7. Controleer of het Autostoeltje goed is
geïnstalleerd (Fig. 13).
WAARSCHUWINGEN OM HET
AUTOSTOELTJE GOED TE INSTALLEREN
LET OP! Om de veiligheid niet in het
gedrang te brengen, controleert u na de
installatie ALTIJD of:
• de autogordel nergens verdraait zit.
• De gordel overal goed gespannen is.
• Na
deze
Autostoeltje goed op de autozitting
aansluiten. Als dat niet het geval is,
moeten de installatiehandelingen worden
herhaald.
HET KIND IN HET AUTOSTOELTJE
ZETTEN
• Voordat u het kind laat zitten, drukt u op
de verstelknop van de gordels (D) en pakt
u tegelijkertijd de twee gordels van het
Autostoeltje onder de schouderbanden
vast. Trek ze naar u toe, om ze losser te
maken (Fig. 14).
• Maak de gesp (F) van de gordels van het
Autostoeltje los door op de rode knop te
drukken (Fig. 15) en trek de gordels naar
de buitenkant. Nu kan het kind in het
51
handelingen
moet
het