Instelling van de varus-/valgus-
ontlasting
Tip: vraag de u verzorgende technicus om
een duidelijke uitleg over de
instelmogelijkheden van de M.4s OA. Zo
leert u snel, de orthese goed te bedienen
en profiteert u van de optimale steun die
zij u kan bieden.
Stel zittend de varus-/valgusscharnieren
met behulp van inbussleutel in op de
neutrale stand. De neutrale stand is
bereikt als het kussen van het
orthesescharnier vlak aansluit, maar nog
geen of slechts heel geringe druk
uitoefent.
Stel nu staand de belasting in op een
kwartslag (aan beide stelschroeven). Deze
instelling is een goede beginwaarde voor
het eerste dragen. Indien nodig kunt u de
orthese met de verschillende bijgevoegde
scharnierkussentjes op de juiste
kniebreedte instellen. Let op dat de
orthese correct is aangebracht.
Bij een conservatieve therapie (zonder
operatie) mag de draagduur per dag niet
meer dan 2 uur bedragen. Verleng de
draagduur vervolgens in
overeenstemming met de draaglijkheid.
De orthese moet vooral worden gedragen
bij activiteiten die normaalgesproken met
pijn gepaard gaan. Met behulp van de
inbussleutel kan de ontlasting na verloop
van tijd langzaam aangepast of
gedurende de dag veranderd worden.
Bij de postoperatieve therapie moet de
orthese steeds worden gedragen bij
belastingen. Vraag uw behandelend arts
naar zijn instructies.
Voorzichtig!
Extreme instellingen zijn therapeutisch
van generlei waarde en veroorzaken
alleen maar meer pijn.
Gebruiksaanwijzing
• Open alle riemen en trek het
genummerde uiteinde uit de riemogen.
Tip: om vastklitten van de riemen te
voorkomen, is het raadzaam om de
klitband daarna weer te sluiten.
• Ga op de rand van een stoel zitten en
trek de orthese over het betreffende
been (afb. 1). Buig het been enigszins.
Plaats de orthese zodanig dat de aan
de voorkant zichtbare wiggen ter
hoogte van de bovenkant van de
knieschijf zitten (afb. 2). Let er ook
goed op dat de orthese niet gedraaid
om het been zit.
• Sluit nu de onderste riem aan de
voorzijde (riem 1) en de bovenste riem
aan de achterzijde (riem 2). (afbeelding
3, 4). Druk de scharnieren iets naar
achteren. (afb. 5).
• Sluit nu de onderste riem (riem 3) aan
de achterzijde van het bovenbeen.
Controleer de correcte passing van de
orthese. Daarbij moeten de zijwaartse
scharnieren iets naar achteren (d.w.z.:
achter de zijwaartse middellijn van de
knie) gepositioneerd zijn.
• Sluit nu de voorste, bovenste riem om
het onderbeen (riem 4). Vervolgens
sluit u de achterste riem om het
onderbeen (riem 5) en tot slot de
voorste riem om het bovenbeen
(riem 6).
• Maak enkele passen of lichte
kniebuigingen om te controleren of zij
goed past. Zo nodig kunt u de riemen
nogmaals in dezelfde volgorde
bijstellen totdat de orthese goed zit.
Wat te doen wanneer ...
... de orthese verschuift?
• De achterste dijbeenriem (#5) moet
boven het dikke gedeelte van de kuit
liggen.
• Verwijder de overtrekken van de
kniebekleding en draag de bekleding
direct op de huid. Let daarbij echter op
huidreacties. Bij zeer gevoelige
personen kunnen huidirritaties
optreden.
Nederlands