1 ALGEMEEN
1.1 INFORMATIE EN MEDEDELINGEN VAN ALGEMENE AARD
Deze handleiding moet beschouwd worden als integraal deel van de handleiding
met instructies voor installatie en gebruik die bij het systeem OLIMPIA SPLENDID
serie Bi2 geleverd wordt. Beide handleidingen moeten met zorg bewaard worden
en het apparaat ALTIJD vergezellen, ook wanneer dit van eigenaar of gebruiker
verandert of deel gaat uitmaken van een ander systeem. Als deze handleiding
beschadigd of zoek raakt, vraag dan een nieuw exemplaar aan bij de Technische
Assistentiedienst van OLIMPIA SPLENDID bij u in de buurt.
Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor de gekwalificeerde en geautoriseerde
installatietechnicus, die op passende wijze opgeleid is en aan alle geestelijke
en lichamelijke eisen voldoet die door de wet bepaald worden. Alle beschreven
installatiehandelingen moeten met zorg en vakkundig uitgevoerd worden in
overeenstemming met de van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften op het werk.
Kit B0659 moet gebruikt worden in combinatie met apparaten waarvan de
ventilatormotor op wisselstroom werkt, terwijl kit B0673 uitsluitend gebruikt moet
worden op apparaten die uitgerust zijn met een ventilatormotor DC inverter.
Voor alle overige informatie en algemene mededelingen die in acht genomen moeten
worden tijdens de installatie en het gebruik van de kits B0659 en B0673, dient het
instructieboekje geraadpleegd te worden dat bij de eind-units van de installatie
OLIMPIA SPLENDID serie Bi2 verstrekt wordt.
1.2 CONFORMITEIT
De ventilatorradiatoren/ventilatorconvectoren Bi2 OLIMPIA SPLENDID, uitgerust
met de elektronische kit B0659 en B0673, zijn conform de Volgende Europese
Richtlijnen:
• Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG
• Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit 2004/108/EG
• Richtlijn RoHS 2011/65/EG
VERWIJDERING SI
Il simbolo sul prodotto o sulla Dit symbool op het product of de verpakking
geeft aan dat dit product niet via het normale huisvuil mag worden
verwijderd, maar bij een centrale verzamelplaats voor de recycling van elektrische
en elektronische apparaten moet worden afgegeven.
Wanneer u dit product op de juiste manier verwijdert, draagt u bij aan een beter
milieu en de gezondheid van uw medemens. Het milieu en de gezondheid worden
door een onjuiste verwijdering in gevaar gebracht.
Aanvullende informatie over de recycling van dit product ontvangt u bij uw
gemeentehuis, uw vuilophaaldienst of de Mwinkel waar u dit product hebt gekocht.
Dit voorschrift geldt alleen voor EUlidstaten.
2 INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE
2.1 OPENING ZIJKANTEN
• D e m o n t e e r h e t b o v e n r o o s t e r ( a f b . 1 r e f . A ) d o o r d e t w e e
bevestigingsschroeven los te draaien (afb. 1 ref. B).
• Open het zijdeurtje (afb. 1 ref. C).
• Draai aan de linkerkant de schroef (afb. 1 ref. F) los waarmee het linker zijpaneel
(afb. 1 ref. G) vastgezet is, verplaats het enigszins naar links en til het op.
• Draai aan de andere kant de bevestigingsschroef van het zijpaneel los (afb. 1
ref. L).
• Verplaats het zijpaneeltje enigszins naar rechts en til het op (afb. 1 ref. P).
2.2 CONFIGURATIE
De elektronische kaart van de kits B0659 of B0673 moet geconfigureerd worden
al naargelang het model ventilatorradiator/ventilatorconvector Bi2 waarop de kaart
geïnstalleerd wordt en op grond van bepaalde voorkeuren inzake de werking van de
machine. De drie keuzeschakelaars J1, J2 en J3, die in afb. 6 aangeduid worden,
moeten als volgt ingesteld zijn:
• J1 = ON (voor apparaten met straalpaneel, type SLR of SLR+): in de
nachtwerkwijze en met een omgevingstemperatuur nabij de gewenste temperatuur
vindt de verwarming van de vertrekken plaats door middel van straling en
natuurlijke convectie, zoals traditionele radiatoren (in deze situatie wordt de
ventilatie verhinderd ten behoeve van een maximaal akoestisch comfort);
• J1 = OFF (voor apparaten zonder straalpaneel, type SL, SL+ of SLN): de
verwarming vindt altijd plaats door middel van geforceerde convectie, met ook in
de nachtwerkwijze een actieve ventilatie (met gereduceerde snelheid).
• J2 = ON: in de koelwerkwijze blijft de ventilator ook gevoed bij het bereiken van
de gewenste omgevingstemperatuur;
18
NL
• J2 = OFF: in de koelwerkwijze wordt de ventilator gedeactiveerd bij het bereiken
van de ingestelde temperatuur.
• J3 = ON (apparaten die in installaties met 2 buizen geïnstalleerd moeten
worden): de kaart is ingesteld voor het beheer van een enkele waterklep voor
de zomerwerking (koeling) en voor de winterwerking (verwarming). Gebruik deze
instelling ook voor het gebruik van de kits B0659/B0673 op apparaten met mobiele
luchtaanzuigpanelen (modellen Full Flat).
• J3 = OFF (apparaten die in installaties met 4 buizen geïnstalleerd moeten worden):
de kaart is ingesteld voor het beheer van 2 waterkleppen, een voor de
zomerwerking (koeling) en een voor de winterwerking (verwarming).
De drie keuzeschakelaars kunnen in alle mogelijke combinaties gebruikt worden
omdat de respectievelijke functies onafhankelijk van elkaar zijn.
2.3 INSTALLATIE
• Plaats het bedieningspaneel in diens zitting op de bovenkant van de
ventilatorradiator / ventilatorconvector en zet het met de twee bijgeleverde
schroeven (afb. 2 ref. A) vast op de zijwand. De definitieve positie van het
bedieningspaneel moet tegen de zijkant zijn.
• Om de elektronische bediening op de rechterkant van het apparaat te plaatsen,
raadpleegt u de instructies in het boekje voor installatie en gebruik dat bij de
ventilatorradiator / ventilatorconvector Bi2 geleverd is (in dit geval moet de
aansluiting op de ventilatormotor tot stand gebracht worden met gebruik van de
daarvoor bestemde kits voor de verlenging, die als optionals geleverd worden).
2.4 ELEKTRISCHE VERBINDINGEN
Alvorens de ventilatorradiator/ventilatorconvector op het elektriciteitsnet
aan te sluiten, moet gecontroleerd worden of:
• De waarden van de voedingsspanning en -frequentie overeenkomen met de
specificaties die op het gegevensplaatje van het apparaat staan (230Vac +/-15%,
50Hz);
• De elektrische lijn uitgerust is met een doeltreffende aardverbinding en de
correcte afmetingen heeft voor de maximum absorptie van het apparaat, die op
het gegevensplaatje staat (minimum doorsnede van de verbindingskabels 1,5
mm²).
• Een universeel uitschakelsysteem en adequate beschermingen tegen
overbelasting en/of kortsluiting aangebracht zijn, in overeenstemming met de n
ationale installatievoorschriften.
Alvorens ongeacht welke elektrische verbinding tot stand te brengen,
dan wel eventuele onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, is het
absoluut noodzakelijk te controleren of het apparaat NIET op het
elektrische voedingsnet aangesloten is.
• Bevestig de aardkabel op de structuur van het apparaat met gebruik van de
bijgeleverde schroef en het ringetje (de minimumkracht die voor het vastschroeven
uitgeoefend mag worden moet circa 4Nm zijn), zie afb. 3 ref. A;
• Voor kit B0659 moeten de twee 3-polige connectoren aangesloten worden op de
respectievelijke connectoren van de motor (afb. 3 ref. B en C);
• Voor kit B0673 moet de 5-polige connector aangesloten worden op de motorkabel
(afb. 3 ref. D);
• sluit de connector van de watersonde aan (afb. 3 ref. F), die op de
ventilatorradiator/ventilatorconvector aanwezig is; Controleer of de sonde
correct in het putje gestoken is dat op de batterij aanwezig is;
• Sluit de 2-polige connectoren aan op de respectievelijke kabels van de
elektrokleppen (indien aanwezig, afb. 3 ref. E en G). Op apparaten voor installaties
met 2 buizen moet de enige connector met rode kabel aangesloten worden op
de enige water-elektroklep terwijl voor installaties met 4 buizen de connector met
rode kabel aangesloten moet worden op de warmwater-elektroklep en de
connector met groene kabel op de koudwater-elektroklep.
• Voor kit B0673, en alleen op enkele modellen, moet de kabel van de
microschakelaar voor opening van het rooster aangesloten worden op ingang
X6 op de elektronische kaart (en moet de eventueel aanwezige brugverbinding
weggenomen worden);
• steek de bijgeleverde kabelklem in het gat dat aangeduid wordt in afb. 4, ref. A;
• sluit de voedingskabel aan op de betreffende klemmenstrook (afb. 4, ref. B) en
zet deze vast met de kabelklem. Gebruik kabels met een minimum doorsnede
van 1,5 mm
.
2
2.5 INSTALLATIE SONDE LUCHTTEMPERATUUR
Handel als volgt om de temperatuursonde in positie te brengen (afb. 5 ref. A):
• voer de sonde in het gat van de schouder (afb. 5 ref. B)
• steek de sonde in het onderste gat (afb. 5 ref. C)
• zet de sonde vast in de betreffende houder (afb. 5 ref. D).
2.6 INGANG CONTACT AANWEZIGHEID