NL
Ruimtes waar huisdieren actief zijn.
â
Stoffige en modderige ruimtes.
ê
Binnen een straal van 50 cm van stroom- of netwerkkabels.
ô
In de buurt van bomen of planten, omdat bladeren of takken de
û
infraroodbundels kunnen blokkeren.
Bevestiging
1. Druk de schakelaar voor de installatiemodus in de printplaat van
de ontvanger en steek hem in de bundelbalk. Sluit de waterdichte
rubber stekker aan en plaats de montagedop.
2. Verschuif de bovenste en onderste montagedop van de zender.
Plaats de zender op de bestemde plaats en pas de horizontale en
verticale afstand met behulp van de waterpas onder de bovenste
montagedop aan.
3. Markeer de schroefgaten voor de zender, boor de twee
schroefgaten, steek de pluggen erin en bevestig de zender met de
schroeven. Plaats de afdekdoppen.
4. Stel de ontvanger aan de andere kant van het detectiegebied af.
Zorg ervoor dat de zoemsnelheid hoog is. De zoemsnelheid is
iedere keer twee pieptonen met een interval van 1 seconde of drie
pieptonen met een interval van 1 seconde. Zet na het afstellen de
ontvanger vast door het volgen van bovenstaande stappen 2 en 3.
Zoemerfrequentie:
Iedere keer één pieptoon met een interval van 3 seconden, geen signaal
Iedere keer één pieptoon met een interval van 1 seconde, zwak signaal
Iedere keer twee pieptonen met een interval van 1 seconde, normaal signaal
Iedere keer drie pieptonen met een interval van 1 seconde, sterk signaal
*De IR-sensors verlaten meestal na 30 minuten de installatiemodus automatisch. Wanneer
de ontvanger echter gedurende 5 minuten onafgebroken een zwak maar stabiel signaal
ontvangt, verlaten de IR-sensors de installatiemodus. Als de ontvanger een gedurende
1 minuut onafgebroken een sterk en stabiel signaal ontvangt, verlaten de IR-sensors ook
de installatiemodus.
5. Schakel zodra de zoemer stopt het bedieningspaneel in. Als het
alarm van het bedieningspaneel afgaat als er tussen de zenders
en ontvangers wordt gelopen, dan betekent dit dat de installatie is
gelukt en het systeem normaal werkt.
NL
Waterpas