N E D E R L A N D S
Afstellen hoeken
• Draai de horizontale gradenafstelling (7) als
noodzakelijk.
BEDIENING
Instructies voor gebruik
WAARSCHUWING: Houd u altijd aan de
veiligheidsinstructies en van toepassing
zijnde voorschriften.
Meten (fi g. G1 & G2)
Het instrument is uitgerust met een draadkruis met
parallele lijnen voor het maken van metingen,
zoals hieronder beschreven.
Het meten van hoogten
• Verleng de maatstok (20) zoveel mogelijk.
• Plaats de maatstok bij het te meten object.
• Richt het instrument naar de maatstok.
• Lees de hoogte af van de middelste paralelle lijn.
Het meten van afstanden
• Verleng de maatstok (20) zoveel mogelijk.
• Plaats de maatstok bij het te meten object.
• Richt het instrument naar de maatstok.
• Lees de maatstok af van de bovenste parallele
lijn (23) en de onderste parallele lijn (24).
• Trek de meting van de onderste parallele lijn in
het draadkruis af van de meting van de bovenste
parallele lijn in het draadkruis.
• Vermenigvuldig de uitkomst van de aftelsom (n)
door 100.
Het resultaat is een schatting van de afstand tussen
de maatstok en het midden van het instrument in
centimeters.
Het meten van hoeken
• Richt het instrument naar het eerste object (25).
• Lees het object af van de verticale haarlijn (26).
• Breng de 0°-positie van de schaal op een lijn met
het oculair.
• Roteer het instrument om het naar het tweede
object (27) te richten.
• Lees het object af van de verticale haarlijn.
• Lees de hoek ( ) af van de schaal.
36
Opties
Uw dealer verstrekt u graag de nodige informatie
over de juiste accessoires.
ONDERHOUD
Dit produkt is ontworpen om gedurende lange tijd
probleemloos te functioneren met een minimum aan
onderhoud. Een juiste behandeling en regelmatige
reiniging van het produkt garanderen een hoge
levensduur.
De snelafstelvergrendeling van de driepoot
opnieuw afstellen (fi g. C)
• Als de snelafstelvergrendeling (19) in de
vergrendelde stand loszit, draai dan de moer van
de snelaanpasvergrendeling (28) aan.
Kalibreren van de waterpas (fi g. H)
Wanneer het instrument aan waterpasniveau is
aangepast, moet de waterpas (8) in iedere hoek
gecentreerd blijven.
• Centreer de waterpas met behulp van de
waterpasschroeven (5).
• Draai het instrument 180°.
Indien de waterpas niet gecentreerd blijft, gaat u als
volgt te werk:
• Draai de waterpasschroeven (5) totdat de
waterpas (8) halverwege het midden is.
• Draai met behulp van de bijgeleverde inbussleutel
aan de afstelschroeven van de waterpas (29) om
de waterpas te centreren.
• Herhaal deze procedure totdat de waterpas in
het midden blijft wanneer het instrument 180°
wordt geroteerd.
Kalibratietest ter plaatse (fi g. I1 & I2)
De ter plaatse verrichtbare kalibratietests dienen
zorgvuldig en nauwkeurig te worden uitgevoerd om
de juiste diagnose te stellen. Laat het instrument bij
een erkend servicecentrum nakijken zodra een fout
wordt gesignaleerd.
• Plaats het instrument in een ruimte tussen twee
maatstokken die tenminste 50 m van elkaar
verwijderd zijn. Plaats het instrument zodanig dat
de voor- en achterkant naar de maatstokken zijn
gericht.