Ingebruikname
Let op de netspanning: De spanning van de stroom-
bron moet overeenkomen met de gegevens op het
typeplaatje. Met 230 V aangeduide machines kun-
nen ook worden gebruikt met een spanning van
220 V.
Controleer het oliepeil met de oliepeilstok.
Opstellingsplaats
Installeer de compressor horizontaal op een koele,
droge en liefst stofvrije en schone plaats. De maxi-
maal toegestane helling bedraagt 15°. Let in het bij-
zonder op goede koeling van de installatie. Deze
wordt in de eerste plaats bereikt door ongehinderde
toevoer van schone lucht.
Belangrijk is dat de temperatuur op de opstellings-
plaats niet daalt onder +5 °C en niet stijgt boven
+40 °C. Gebruik geen apparatuur of leidingen met
warmtestraling in de omgeving van de compressor.
Persluchtaansluiting
– Verbind de persluchtleiding met de snelkoppe-
ling (geregelde druk) 11.
– Maak de vastzetring los van de drukverminde-
raar 21 en stel de vereiste werkdruk in op de
draaigreep:
Rechtsom draaien - werkdruk wordt hoger,
Linksom draaien
Voor verschillende werkzaamheden gelden de
volgende richtwaarden:
Lakspuitapparatuur ............................2 - 4 bar
Aandrijving voor
persluchtgereedschappen ...................5 - 7 bar
– Raadpleeg de gegevens in de gebruiksaanwij-
zingen van de aangesloten verbruikers.
– Beveilig de drukverminderaar door middel van
de vastzetring (of tuimelschakelaar) tegen onbe-
doeld verstellen.
– Zet na gebruik de drukverminderaar 21 terug op
„0".
– Oude modellen hebben bovendien een snelkop-
peling (ongeregelde druk) 12. Controleer voor-
dat u meer dan één persluchtgereedschap aan
de compressor aansluit, of het totale luchtver-
bruik niet hoger wordt dan de „effectieve lucht-
voorzieninghoeveelheid". Het gelijktijdige ge-
bruik van meerdere persluchtgereedschappen
wordt afgeraden.
44
- werkdruk wordt lager.
Aanzetten
– Zet de compressor aan met de aan/uit-schake-
laar 1.
– De compressor is voorzien van een automatische
drukontlasting. Wanneer de nominale druk in het
persluchtreservoir 17 10 bar (bij
bar) bereikt, wordt de motor automatisch
uitgescha-keld en de drukleiding 2 tussen
verdichter en te-rugslagklep 16 ontlucht.
Daarmee is drukloos opnieuw aanlopen van
de compressor gewaar-borgd.
De drukontlasting werkt niet wanneer tijdens de
werking de netspanning uitvalt of de stekker uit
het stopcontact getrokken wordt. De drukont-
lasting is echter weer werkzaam wanneer de
compressor aan de drukverminderaar 21 op
„0" wordt gezet.
Uitzetten
– Zet de compressor uit met de aan/uit-schake-
laar 1.
K 210-2
8