Kleine oudereenheid
In de kleine oudereenheid zijn al oplaadbare batterijen geplaatst.
1 Sluit de voedingskabel aan op de voedingsingang
(9 V DC — — <
< + + - C-7) van de oplader (C-5).
2 Steek de adapter (C-3) in een stopcontact.
3 Zet de oudereenheid in de oplader (C-5).
>Het oplaadlampje (C-6) licht rood op.
4 Laat de oudereenheid in de oplader (C-5) staan tot de
batterijen volledig zijn opgeladen (ten minste 14 uur).
> Als de batterijen volledig zijn opgeladen, wordt het
oplaadlampje (C-5) langzaam donker. De oudereenheid kan
nu uit de oplader worden genomen en tot 10 uur lang
snoerloos worden gebruikt.
> Als het voedingslampje (C-11) rood knippert, dan wordt de
batterij te zwak. Zet de oudereenheid dan in de oplader
(C-5) om de batterij op te laden.
De kleine oudereenheid is nu klaar voor gebruik!
1 Zet de drie eenheden in dezelfde ruimte om de verbinding te
testen. Plaats daarbij de babyeenheid op minstens één meter
van de oudereenheden.
2 Druk op de AAN/UIT-knop (A-1) om de babyeenheid in te
schakelen.
> Het voedingslampje (A-7) licht groen op.
Gebruiksklaar maken van de babyfoon
Bediening van de babyfoon
NL
73