OBJ_BUCH-1275-004.book Page 103 Monday, April 4, 2016 1:04 PM
Accutemperatuur onder 0 °C of boven 45 °C
AL 3640 CV
Professional
AL 3620 CV
Professional
Continu branden van de rode LED-indicatie 24 geeft aan
dat de temperatuur van de accu buiten het snellaadtempera-
tuurbereik van 0 °C – 45 °C ligt. Zodra het toegestane tem-
peratuurbereik bereikt is, schakelt het oplaadapparaat auto-
matisch over op snelladen.
Als de temperatuur van de accu buiten het toegestane oplaad-
temperatuurbereik ligt, gaat de rode LED van de accu bran-
den wanneer u de accu in het oplaadapparaat zet.
Geen opladen mogelijk
AL 3640 CV
Professional
AL 3620 CV
Professional
Een andere storing tijdens het opladen wordt aangegeven
door knipperen van de rode LED-indicatie 24.
Het opladen kan niet worden gestart en het opladen van de
accu is niet mogelijk (zie „Storingen opsporen").
Aanwijzingen voor het opladen
Bij langdurig opladen of meermaals opladen zonder onder-
breking kan het oplaadapparaat warm worden. Dit is echter
zonder bezwaar en wijst niet op een technisch defect van het
oplaadapparaat.
Een duidelijk kortere gebruiksduur na het opladen duidt erop
dat de accu versleten is en moet worden vervangen.
Neem de voorschriften ten aanzien van de afvalverwijdering
in acht.
Accukoeling (Active Air Cooling)
De in het oplaadapparaat geïntegreerde ventilatorregeling
bewaakt de temperatuur van de ingezette accu. Als de ac-
cutemperatuur boven 30 °C ligt, wordt de accu door een ven-
tilator op de optimale oplaadtemperatuur gekoeld. De inge-
schakelde ventilator maakt een ventilatiegeluid.
Als de ventilator niet loopt, ligt de accutemperatuur in het op-
timale oplaadtemperatuurbereik, of is de ventilator defect. In
dit geval wordt de oplaadtijd van de accu langer.
Zaagketting monteren en spannen
(zie afbeeldingen C1–C4)
Zet de accu pas in de kettingzaag nadat deze volledig
gemonteerd is.
Bosch Power Tools
Draag werkhandschoenen bij het hanteren van de
zaagketting.
Montage van zwaard en zaagketting
– Pak alle delen voorzichtig uit.
– Leg de kettingzaag op een recht oppervlak neer.
Gebruik alleen door Bosch aanbevolen zaagkettingen
met een kettingschakeldikte (groefbreedte) van
1,1 mm.
– Verwijder de afdekking 13 door het draaien van de zwarte
spangreep 12.
– Leg de zaagketting 11 in de rondlopende groef van het
zwaard 10. Let daarbij op de juiste looprichting. Vergelijk
daarvoor de zaagketting met het looprichtingsymbool 27
op het zwaard 10.
– Leg de kettingschakels om het kettingwiel 28 en breng het
zwaard 10 zodanig aan dat de bevestigingsbout 29 en de
beide zwaardgeleidingsbruggen 32 in het langgat van het
zwaard 10 en de kettingspanbouten 30 in de bijbehorende
boorgaten van het zwaard 10 grijpen.
Indien nodig draait u de kettingspangreep 15 om de ket-
tingspanbout 30 met de boorgaten van het zwaard 10 op
één lijn te brengen.
– Controleer of alle delen goed geplaatst zijn en houd het
zwaard met de zaagketting in deze stand.
– Draai de kettingspangreep 15 zo ver tot de zaagketting 11
spelingvrij is.
– Zet de afdekking 13 nauwkeurig neer en controleer dat de
kettingvangbout 33 in de daarvoor voorziene geleidings-
sleuf van de afdekking 13 komt te liggen.
– Draai de afdekking 13 met de spangreep 12 iets vast.
– De zaagketting is nog niet gespannen. Het spannen van de
zaagketting gebeurt zoals beschreven in het gedeelte
„Zaagketting spannen".
Zaagketting spannen (zie afbeelding D)
Controleer de kettingspanning vóór het begin van de werk-
zaamheden, na de eerste keren zagen en tijdens het zagen re-
gelmatig elke 10 minuten. In het bijzonder bij nieuwe zaagket-
tingen moet in het begin met verslapping worden gerekend.
De levensduur van de zaagketting is in grote mate afhankelijk
van voldoende smering en juiste spanning.
Span de zaagketting niet wanneer deze zeer heet is, omdat de
ketting na het afkoelen samentrekt en dan te strak op het
zwaard ligt.
– Leg de kettingzaag op een recht oppervlak neer.
– Draai de spangreep 12 slechts zo ver los dat het zwaard 10
nog in de juiste stand wordt gehouden (spangreep niet ver-
wijderen!).
– Controleer of de kettingschakels goed in de geleidings-
sleuf van het zwaard 10 en op het kettingwiel 28 liggen.
– Draai de kettingspangreep 15 met de wijzers van de klok
mee tot de juiste kettingspanning is bereikt. De draaiende
beweging duwt de kettingspanbout 30 en daarmee het
zwaard 10 naar voren.
Nederlands | 103
F 016 L81 531 | (4.4.16)