66 | Nederlands
Meetwaarden aftrekken
Druk op de toets Geheugen aftrekken 11 om de
actuele meetwaarde van de geheugenwaarde af
te trekken. Zodra een waarde is afgetrokken,
wordt in het display „M" weergegeven. Daarach-
ter knippert de „ – " kort.
Als er al een waarde is opgeslagen, kan de nieu-
we meetwaarde alleen worden afgetrokken als
de maateenheden overeenkomen (zie „Meet-
waarden opslaan of optellen").
Geheugenwaarde weergeven
houd „M=" in het display wordt weergegeven,
kunt u deze door het indrukken van de toets Ge-
heugen optellen 3 verdubbelen of door het in-
drukken van de toets Geheugen aftrekken 11 op
nul zetten.
Geheugen wissen
Als u de inhoud van het geheugen wilt wissen,
drukt u eerst op de toets Geheugenwaarde op-
roepen 2, zodat „M =" in het display verschijnt.
Vervolgens drukt u kort op de toets 13; in het
display wordt geen „M" meer weergegeven.
Tips voor de werkzaamheden
Algemene aanwijzingen
De ontvangstlens 19 en de uitgang van de laser-
straal 18 mogen bij een meting niet afgedekt zijn.
Het meetgereedschap mag tijdens een meting
niet bewogen worden (met uitzondering van de
functie duurmeting). Leg daarom het meetge-
reedschap indien mogelijk tegen of op de meet-
punten.
De meting vindt plaats bij het middelpunt van de
laserstraal, ook bij vlakken waarop de straal
schuin valt.
2 609 140 582 | (29.7.08)
Druk op de toets Geheu-
genwaarde oproepen 2 om
de waarde in het geheugen
weer te geven. In het dis-
play wordt „M=" weerge-
geven. Als de geheugenin-
Invloeden op het meetbereik
Het meetbereik is afhankelijk van de belichting
en de mate van weerspiegeling van het meetop-
pervlak. Gebruik voor een betere zichtbaarheid
van de laserstraal bij werkzaamheden buitens-
huis en bij fel zonlicht de laserbril 21 (toebeho-
ren) en het laserdoelpaneel 22 (toebehoren), of
zorg voor schaduw op het doelpaneel.
Invloeden op het meetresultaat
Vanwege bepaalde eigenschappen van materia-
len kunnen bij metingen op sommige oppervlak-
ken foutmetingen niet worden uitgesloten.
Daartoe behoren:
– transparante oppervlakken zoals glas en
water,
– spiegelende oppervlakken zoals gepolijst
metaal en glas,
– poreuze oppervlakken zoals isolatiemate-
riaal,
– oppervlakken met een structuur, zoals pleis-
terwerk en natuursteen.
Gebruik indien nodig op deze oppervlakken het
laserdoelpaneel 22 (toebehoren).
Ook kunnen luchtlagen met verschillende tem-
peraturen of indirect ontvangen weerspiegelin-
gen de meetwaarde beïnvloeden.
Richten met uitlijnhulp (zie afbeelding E)
Met de uitrichthulp 7 kan het richten over grote-
re afstanden vergemakkelijkt worden. Kijk daar-
voor langs de uitlijnhulp aan de bovenzijde van
het meetgereedschap. De laserstraal verloopt
parallel aan deze zichtlijn.
Werkzaamheden met het statief
(zie afbeelding C)
Het gebruik van een statief is vooral bij grotere
afstanden noodzakelijk. Zet het meetgereed-
schap met de 1/4"-schroefdraad 14 op de snel-
wisselplaat van het statief 20 of een in de handel
verkrijgbaar fotostatief. Schroef het met de
vastzetschroef van de snelwisselplaat vast.
Let er bij de plaatsing van het statief op dat de
meting afhankelijk van het gekozen referentie-
vlak vanaf de achter- of voorkant van het meet-
gereedschap plaatsvindt.
Bosch Power Tools