HET TOESTEL INSTALLEREN (voor de installateur)
Met uitzondering van de horizontale modellen (Tabel 1), is dit apparaat een toestel dat in verticale positie ge-
ïnstalleerd moet worden om correct te werken. Op het einde van de installatie en vooraleer met water te vullen
en elektrisch te voeden, moet u een vergelijkingsinstrument gebruiken (vb. waterpas) om te controleren of de
montage effectief verticaal is uitgevoerd.
Het toestel dient om water te verwarmen op een temperatuur lager dan het kookpunt. Het moet aangesloten zijn op
een netwerk voor toevoer van sanitair water dat afgestemd is op basis van de prestaties en de inhoud ervan.
Voordat u het toestel gaat aansluiten, moet u:
- Controleren of de kenmerken (zie gegevensplaatje) overeenkomen met de behoeften van de klant.
- Controleren of de installatie conform is met de IP-graad (bescherming tegen het binnendringen van vloeistoffen)
van het toestel volgens de geldende normen.
- Lezen wat op het etiket van de verpakking en op het identificatieplaatje met de kenmerken staat.
Dit toestel is ontworpen om uitsluitend binnen in lokalen geïnstalleerd te worden die in overeenstemming zijn met
de geldende normen en vereist bovendien dat de volgende waarschuwingen worden nageleefd met betrekking tot:
- Vochtigheid: het toestel niet in gesloten (niet geventileerde) of vochtige lokalen installeren.
- Vorst: het toestel niet installeren in omgevingen waar de temperaturen kunnen dalen tot een kritiek niveau, met
gevaar voor ijsvorming.
- Zonnestralen: het toestel niet rechtstreeks blootstellen aan zonnestralen, ook als er ruiten aanwezig zijn.
- Stof/dampen/gassen: het toestel niet installeren wanneer er bijzonder agressieve omgevingen aanwezig zijn, zoals
zure dampen, stof of omgevingen verzadigd met gassen.
- Elektrische ontladingen: het toestel niet rechtstreeks installeren op elektrische lijnen die niet tegen spannings-
schommelingen zijn beschermd.
Indien de muren gebouwd zijn met bakstenen of holle blokken, scheidingswanden met beperkte stabiliteit of in ieder
geval ander metselwerk dan aangegeven, dan is het nodig om vooraf een statische controle van het draagsysteem uit
te voeren.
De haken voor bevestiging op de muur moeten van die aard zijn dat ze een gewicht kunnen dragen dat het drievoud is
van de waterverwarmer gevuld met water.
Het is aanbevolen om haken van minstens 12 mm diameter te gebruiken.
Het is aanbevolen om het toestel zo dicht mogelijk bij de gebruikspunten te installeren, om warmteverlies langs de
leidingen te beperken (A afb. 1).
De plaatselijke normen kunnen beperkingen voorzien voor het installeren van het toestel in de badkamer, respecteer
daarom de minimale afstanden die door de geldende normen worden opgelegd.
Om de onderhoudsinterventies te vergemakkelijken, dient u een vrije ruimte rond het kapje van minstens 50 cm te
voorzien om bij de elektrische onderdelen te kunnen komen.
Wateraansluiting
Sluit de ingang en de uitgang van de waterverwarmer aan op leidingen en koppelingen die bestand zijn tegen de
werkingsdruk maar ook tegen de temperatuur van het warm water, die 90° C en meer kan bereiken. Bijgevolg zijn ma-
terialen die niet tegen deze temperaturen bestand zijn ten stelligste afgeraden.
Het toestel mag niet werken met water waarvan de hardheid lager is dan 12°F, of met water met zeer grote waterhard-
heid (meer dan 25°F), in dit geval is het aanbevolen om een waterverzachter te gebruiken die correct gekalibreerd en
gecontroleerd is, zodat de resterende waterhardheid onder 15°F daalt.
Op de waterinlaatleiding van het toestel, gemarkeerd met een blauwe kraag, sluit u een T-koppeling aan. Op deze kop-
peling schroeft u aan de ene kant een kraan om de waterverwarmer leeg te laten lopen (B afb. 2), die enkel kan worden
bediend met behulp van een gereedschap, en aan de andere kant een beveiliging tegen overdruk (A afb. 2).
Veiligheidsgroep conform met de Europese norm EN 1487
Sommige landen vereisen het gebruik van specifieke hydraulische beveiligingen, in overeenstemming met de vereisten
van plaatselijke wetten. Het is de taak van de gekwalificeerde installateur, belast met het installeren van het product, om
te beoordelen of de te gebruiken beveiliging geschikt is volgens de geldende voorschriften.
Het is verboden om afsluiters (kleppen, kranen, enz.) tussen de beveiliging en de waterverwarmer te plaatsen.
De afvoeruitgang van het toestel moet aangesloten worden op een afvoerleiding waarvan de diameter minstens gelijk
is aan de aansluitdiameter van het toestel, via een trechter die een spleet van minimum 20 mm laat. Deze opening
biedt de mogelijkheid om een visuele controle uit te voeren. Sluit de ingang van de beveiligingsgroep via een flexibele
leiding aan op de buis van koud leidingwater, gebruik hiervoor indien nodig een afsluitkraan (D afb. 2). Voorzie ook een
leiding om het water af te voeren wanner de kraan wordt geopend op de verwarmer te ledigen; breng deze leiding aan
op de uitgang C afb. 2.
Wanneer u de beveiligingsgroep aanschroeft, mag u die niet volledig aanschroeven tot tegen de aanslag en niet force-
ren. Wanneer de druk op het distributienet in de buurt ligt van de instellingswaarden van de klep, is het noodzakelijk
om een drukregelaar toe te passen, die u zo ver mogelijk van het toestel opstelt. Indien u eventueel beslist om meng-
NL
185