NEDERLANDS
68
Geen las- of snijwerkzaamheden aan reservoirs of
buizen uitvoeren, ook niet als deze open zijn of als
u materialen ontvangt of ontvangen hebt die door
warmte of vocht kunnen exploderen of andere
gevaarlijke reacties oproepen.
Opgelet! Explosie- en brandgevaar door
lasvonken
Zowel de lasvonken alsook het intensief verhitte
laspunt zelf kunnen explosies veroorzaken.
Gebruik het apparaat daarom niet in een explo-
siegevaarlijke omgeving, waarin zich substanties
zoals brandbare vloeistoffen, gassen en verfnevel
bevinden.
Let op het volgende:
• Als Het lasapparaat in gebruik is, mag de brander
niet op Het lasapparaat zelf of op een ander
elektrisch apparaat worden gelegd.
• Raak voor beëindiging van uw laswerkzaamhe-
den niet de contacttip zelf of een ander metalen
voorwerp dat in contact staat met de contacttip
aan.
• Onderbreek na beëindiging van uw laswerk-
zaamheden onmiddellijk de voeding van het
apparaat.
• Let er beslist op, dat er geen kabel om uw
lichaam wordt gewikkeld.
• Let er beslist op, dat u zich niet binnen de
lasstroomkring bevindt. Brander en massa moe-
ten zich altijd aan dezelfde zijde bevinden.
Geen las- of snijwerkzaamheden aan gesloten reser-
voirs of buizen uitvoeren.
Gebruik het lasapparaat nooit om bevroren buizen te
ontdooien.
Bij het lassen moeten de betreffende nationale
richtlijnen en wetten in acht worden genomen. Dit
geldt met name voor de betreffende ongevallenpre-
ventievoorschriften.
Het standvlak van de lasstroombron kan een schuine
hoek tot 10° hebben tegenover de horizontale lijn.
Het apparaat mag in zijn ongunstigste positie niet
omvallen. Indien nodig moet het worden beveiligd.
Beveilig Het lasapparaat tegen omvallen als het op
een schuin oppervlak wordt geplaatst.
Om schade aan het apparaat te voorkomen, mag het
uitsluitend rechtop staand worden getransporteerd.
Borg absoluut de gasfles tegen vallen.De lasmachine
mag niet tegelijk met een gasfles opgetild worden.
Voor het transport van gasflessen gelden bijzondere
voorschriften.
Omgang met gasflessen
Zorg ervoor dat het gebruik en de opslag van gas-
flessen in ruimten plaatsvindt die voldoende be- en
ontlucht worden.
Een ondichte gasfles kan een verlaging van de zuur-
stofinhoud in de in te ademen lucht veroorzaken en
er kan daardoor verstikkingsgevaar optreden.
Controleer voor het gebruik dat de gasfles gas bevat
dat voor de uit te voeren werkzaamheden is bestemd.
Gasflessen moeten altijd rechtop staand en aan een
muur of in een speciaal gebouwde gasflessenwagen
vastgezet worden.
Een beschermgasfles met geplaatste instelinrichting
voor de gasstroom mag niet bewogen worden. Het
gasflesventiel dient tijdens het transport afgedekt
te zijn.
Sluit het gasflesventiel na ieder gebruik af.
Gevarenbronnen
Werkzaamheden aan de netspanningszijde, bijvoor-
beeld aan kabels, stekkers, contactdozen etc. alleen
door een vakman laten uitvoeren. Dit geldt met name
voor het maken van tussenkabels.
Bij ongevallen de lasstroombron onmiddellijk van het
net scheiden.
Indien elektrische aanraakspanningen optreden,
moet het apparaat onmiddellijk worden uitgescha-
keld en door een vakman worden gecontroleerd.
Aan de lasstroomzijde altijd op goede elektrische
contacten letten.
Bij het lassen altijd aan beide handen isolerende
handschoenen dragen. Deze beschermen tegen
een elektrische schok (nullastspanning van de
laststroomkring), tegen schadelijke straling (warmte
en UV-straling) alsmede tegen gloeiend metaal en
slakspetters.
Vast isolerend schoeisel dragen, de schoenen moeten
ook bij natheid isoleren. Lage schoenen zijn niet ge-
schikt, omdat vallende, gloeiende metalen druppels
verbrandingen veroorzaken.
Geschikte kleding dragen, geen synthetische kle-
dingstukken.
Aanraken van het mondstuk van het slangenpakket
en van het werkstuk kan tot verbrandingen leiden.
Niet met onbeschermde ogen in de vlamboog
kijken, alleen een lashitteschild met voorgeschreven
veiligheidsglas conform DIN gebruiken. De vlamboog
geeft behalve licht- en warmtestralen die verblinding
resp. verbranding veroorzaken, ook UV-stralen af.
Deze onzichtbare ultraviolette straling veroorzaakt bij
onvoldoende bescherming een bindvliesontsteking,
die pas enkele uren later wordt opgemerkt en zeer