GEBRUIKSAANWIJZING
Als de heftruck voor korte of lange tijd niet wordt gebruikt, druk dan op de accuscheidingsschakelaar (9) om de accu's los te
koppelen van het circuit en verspreiding te voorkomen.
Om de accu-aansluiting weer te activeren, draait u de scheidingsknop rechtsom tot hij naar buiten klikt.
Om de batterijen van de transportwagen op te laden, handelt u als volgt:
- Sluit de kabel van de oplader aan op de daarvoor bestemde connector die zich onder de bodem van de transportwagen bevindt (8)
- Sluit de oplader aan op het stopcontact, controleer de kenmerken in "Technische gegevens".
- Druk op de schakelaar op de oplader (15) om de stroom in te schakelen en met opladen te beginnen.
Op de oplader bevinden zich 2 controlelampjes (16), die tijdens het opladen gaan branden:
- het eerste, dat de doorgang van de stroom aangeeft, brandt met vast rood licht,
- het tweede om de oplaadstatus van de batterijen aan te geven:
• geel licht → onvolledig opgeladen,
• groen licht → volledig opladen.
Tijdens het opladen wordt aanbevolen de sleutels op (O) gedraaid te houden.
Opmerking: als de sleutel in deze fase op (I) wordt gedraaid, gaat alleen het display van de transportwagen branden en is het
bereikte oplaadniveau met behulp van de leds te zien.
Opmerking: om veiligheidsredenen start de wagen tijdens de oplaadfase niet wanneer men aan de gashendel komt.
Veiligheid
In geval van een storing die leidt tot oververhitting van de batterijen, onderbreekt een tussen de batterijen aangebracht
thermokoppel de doorgang van de stroom.
Om de batterijen te vervangen, handelt u als volgt:
- Koppel de connector (13) van het elektrische circuit op het punt dat is aangegeven met de pijl.
- Open het batterijenvak (12)
- Ontkoppel en vervang de batterijen die het niet goed doen.
Wanneer de defecte batterijen zijn vervangen, drukt u op de toets buiten het batterijenvak om de stroomdoorgang te herstellen.
GEBRUIKSAANWIJZING
De zijhekken aanbrengen/verwijderen
Handel als volgt om de zijhekken aan te brengen:
1) Steek de voorkant in de daarvoor bestemde gaten
2) Breng de zijkanten aan door de pennen in de daarvoor bestemde haken te steken
Breng uit veiligheidsoverwegingen altijd alle drie de zijhekken aan.
Ga in omgekeerde volgorde te werk om ze te verwijderen.
Aan/uitzetten
Voordat u enige handeling verricht, verzekert u zich ervan dat de transportwagen zich in de gemotoriseerde stand bevindt, zie
paragraaf "Verplaatsen in de gemotoriseerde stand".
Om de gemotoriseerde transportwagen te starten, steekt u de sleutel in het contactslot (1) en draait u de sleutel in de stand (I).
Het lampje voor de aanwezigheid van de stroomtoevoer (2) en het display (3) dat het laadniveau van de batterij aangeeft, gaan
branden.
Opmerking: als er een storing is in het elektrische systeem, knippert het controlelampje (2).
Om de wagen uit te zetten, draait u de sleutel naar (O).
Laden/lossen
Controleer of de transportwagen tijdens de laad/losfase in de gemotoriseerde stand staat (zie volgende paragraaf), zodat de
wielen door de motorrem worden geblokkeerd.
Plaats de lading op de meest geschikte en zo stabiel mogelijke positie op de laadvloer van de transportwagen. Neem hierbij het
in de TECHNISCHE GEGEVENS aangegeven maximumlaadvermogen in acht.
Verplaatsing in de gemotoriseerde stand (↓Power Operation)
Om in deze stand te kunnen werken, moet de motorvegrendelingshendel (11) in de stand ↓Power Operation staan.
Bestuur de transportwagen met beide handen door middel van de bedieningsknoppen en druk, afhankelijk van de richting waarin
u de wagen wilt hebben, de gashendel (4) naar voren om vooruit te rijden of naar achteren om achteruit te gaan.
Gebruik de knop om de snelheid te regelen (5):
- Door de knop tegen de klok in te draaien, rijdt de transportwagen op lage snelheid
- Door deze met de klok mee te draaien, rijdt de transportwagen met hoge snelheid
Door de gashendel los te laten wordt de elektromagnetische rem geactiveerd en stopt de transportwagen.
Wanneer de transportwagen in de gemotoriseerde stand achteruit wordt gereden, waarschuwt een intermitterend geluidssignaal
de bestuurder voor het gevaar.
Indien de "Noodstop"-knop (6) tijdens het achteruitrijden in contact komt met de bediener, schakelt het veiligheidssysteem de
elektromagnetische rem in en wordt de rijrichting onmiddellijk gestopt, waardoor het gevaar voor verplettering of verwonding van
de bediener wordt voorkomen.
NL
35