7. Controleren en afstellen van de Multiline-laser
1) Controleren op horizontale afwijkingen van het bovenste en onderste
verdwijnpunt
• Zet de Multiline-laser op het bovenste en onderste verdwijnpunt.
• Breng de Multiline-laser in horizontale positie.
• Maak de transportbeveiliging los en de druk de verticale schakelaar in
om 4 verticale lijnen en het bodemverdwijnpunt te projecteren.
• Markeer „A1" bij het plafondpunt en „B" bij het bodempunt.
• Draai het apparaat 180° en stel het bodemverdwijnpunt van het appa-
raat op het punt „B" bij de bodem in. Markeer „A2" bij het plafondpunt.
Controleer het verschil tussen de markeringen A1 en A2.
• Als het verschil groter is dan ±1 mm, moet uw Multiline-laser worden
bijgesteld.
2) Controleren van de verticale laserstralen
• Hang een dieplood aan een deurkozijn of een ander hoog voorwerp
(bijv. plafond of frame).
• Schakel 4 verticale lijnen in en projecteer een daarvan op de bodem,
ca. 3 m van het looddraad verwijderd op punt A (zie afbeelding).
• Een andere verticale laserstraal precies op het looddraad afstellen en de
overige 3 controleren door het apparaat overeenkomstig te draaien.
NL
Als de verticale laserstralen van het
looddraad afwijken, neem dan contact
op met uw dealer.
61