Verdere neigingen van het doelkruis die na het afstellen. Van de
libelle nog aanwezig zijn worden door de kompensator opgevangen.
!
Hij compenseert echter niet die neigingen welke die door niet goed
gebruik of afstelling van het doelkruis zijn ontstaan. Daarom moeten
beiden voor iedere meting gecontroleerd worden (zie kaliberering).
Het bepalen van het hoogteverschil
2
1. Het instrument moet centraal in het
midden van 2 meetlattenpunten (A+B)
worden geplaatst. Instrument op de
meetlat A uitrichten en de aangegeven
waarde aflezen (bijv. A = 140 cm).
Instrument naar meetlat B draaien
en de waarde aflezen (bijv. B = 90 cm).
2. Het verschil (A-B) geeft het hoogte-
verschil aan H = +50 cm tussen A en
B. Het punt B is 50 cm hoger dan
punt A. Het verschil H wordt negatief wanneer punt B lager ligt dan punt A.
Afstandberekening
3
1. Latwaarde of de bovenste afstandstreep (0 = 1,44 m)
en op de onderste afstandstreep (bijv. U = 1,36 m)
aflezen.
2. Het verschil met de factor 100 vermenigvuldigen
(E = 100 x e) brengt de afstand E = 8 m.
!
Let op een nauwkeurige verticale uitlijning van de nivelleerlat
om betrouwbare resultaten te bereiken.
AL 26 / 32 Plus
A
½L
B
½ L
O=1,44 m
14
e
U=1,36 m
NL
17