Montage van de temperatuursensor
De retoursensor is of in de meetinzet geïntergreerd of hij dient in het aansluitstuk
gemonteerd te worden. De aanvoersensor wordt in een speciale kogelkraan of in een
voor dit sensortype vrijgegeven dompelbuis ingebouwd. – Bij de aanvoervariant is het
omgekeerd.
!
De kabellengte van de temperatuursensoren mag niet worden veranderd!
Bij de montage van twee vrije temperatuursensoren moet de sensor met het ken-
merk in dezelfde verwarmingssectie als het volumemeetdeel worden ingebouwd.
Sensorkenmerk
1
1
De inbouwpositie van de sensor drukvrij maken.
2
Afsluitplug uit de speciale kogelkraan schroeven.
3
Bijgevoegde O-ring op de montagepin plaatsen. Slechts één O-ring gebruiken.
Bij een vervanging van de sensor moet de oude O-ring door een nieuwe worden
vervangen.
4
O-ring met de montagepin draaiend in de boring van de afsluitplug schuiven.
O-ring met het andere uiteinde van de montagepin definitief positioneren.
5
Temperatuursensor met de messingschroef in de boring van de afsluitplug plaatsen en
6
met de hand aantrekken. Geen gereedschap gebruiken!
Alleen geldig in Duitsland
Temperatuursensoren voor warmtemeters mogen onder gebruik van een PTB-duldingsre-
gel tot aan het nominale debiet qp 6,0 m³/h verder in overeenstemming met de volgende
punten in bestaande dompelbuizen worden geïnstalleerd:
• Het gaat niet om een nieuwe installatie van het meetdeel
• De dompelbuis moet in het veld eenduidig worden geïdentificeerd: zie hiervoor
http://www.ptb.de (zoekterm "Bestandstauchülse"). Voor de indeling gebruikt u de
EG-goedkeuringsattestnummers die u in de bijgevoegde conformiteitsverklaring vindt.
• Noteer het dompelbuisnummer op een plaatje (bijv. kenmerkingsplaatjes artikelnr.
180695), dat verzegeld op een van de sensoren moet worden gemonteerd
• De mediumtemperatuur mag niet hoger zijn dan 90 °C.
54