• Het batterijpercentage dat wordt
weergegeven in de testmodus, kan
worden gebruikt om de relatieve
oplaadtijd te schatten. Hoe lager het
weergegeven percentage, hoe langer de
oplaadtijd voor een bepaalde batterij.
• Het batterijpercentage dat wordt
weergegeven in de oplaadmodus, is
een indicatie van de relatieve voortgang
van het oplaadproces. Hoe hoger het
weergegeven batterijpercentage, hoe
korter de oplaadtijd.
15. ONDERHOUD EN ZORG
Een minimale hoeveelheid zorg kan ervoor
zorgen dat uw batterijlader jarenlang goed
blijft werken.
• Maak de klemmen schoon telkens
wanneer u klaar bent met opladen. Veeg
eventuele batterijvloeistof die in contact
is gekomen met de klemmen weg om
corrosie te voorkomen.
• Door de behuizing van de oplader af en
toe schoon te maken met een zachte
doek blijft de afwerking glanzend en
wordt corrosie voorkomen.
16. PROBLEEMOPLOSSING EN FOUTCODES
Foutcodes
CODE
De batterijspanning is nog
steeds minder dan 10 V (voor
F01
een 12 V-batterij) of 5 V (voor
een 6 V-batterij) na 2 uur
opladen.
De oplader kan de batterij niet
F02
desulfateren.
De batterij kon de "volledige
F03
lading"-spanning niet bereiken.
De aansluitingen met de batterij
zijn omgedraaid of zijn verkeerd
F04
gemaakt.
De oplader kon de batterij niet
volledig opgeladen houden in
de behoudmodus.
F05
BESCHRIJVING
• Hoe meer een batterij wordt ontladen,
hoe sneller hij de lading van de oplader
absorbeert. Dat betekent dat het
batterijpercentage aan het begin van het
oplaadproces sneller toeneemt dan aan
het einde. Met andere woorden, het duurt
langer voordat een batterij de laatste
paar procent van de lading accepteert
dan de eerste paar procent.
• Rol de invoer- en uitvoerkabels netjes op
wanneer u de oplader opbergt. Dit helpt
onbedoelde schade aan de snoeren en
oplader te voorkomen.
• Bewaar de oplader rechtopstaand uit het
stopcontact.
• Binnen bewaren op een koele, droge
plaats. Bewaar de klemmen niet op het
handvat, aan elkaar geklemd, op of rond
metaal of aan de kabels geklemd.
REDEN/OPLOSSING
De batterij is mogelijk defect. Laat deze nakijken
of vervangen.
De batterij kon niet worden gedesulfateerd; laten
controleren of vervangen.
Laat de batterij controleren of vervangen.
De batterij is achterwaarts aangesloten. Of als er
meerdere batterijen worden opgeladen, zijn de
aansluitingen niet correct. Koppel de oplader los
en keer de aansluitingen naar de batterij(en) om of
corrigeer ze.
De batterij kan niet worden opgeladen. Kan worden
veroorzaakt door een leeggelopen batterij of de
batterij kan defect zijn. Zorg ervoor dat de batterij
niet wordt belast. Verwijder eventuele lasten, mocht
dat het geval zijn. Als dat niet het geval is, laat u de
batterij controleren of vervangen.
• 75 •