Pour réduire le plus possible le risque de cavitation à l'intérieur du
réducteur, ce qui pourrait entraîner un dysfonctionnement avec risque
d'érosion sur la zone d'étanchéité, de vibrations et de bruits, il est
vivement conseillé de faire référence aux conditions de travail
indiquées sur le diagramme. Sachant que de nombreux facteurs et
certaines conditions variables vérifiées telles que : pression du circuit,
température, présence d'air, débit et vitesse, pourraient influencer le
comportement du réducteur de pression, il convient que le rapport
entre la pression en amont et en aval reste idéalement compris entre la
valeur 2:1 et ne dépasse pas 3:1 (par exemple, pression en amont 10
bar, pression en aval 5 bar, rapport de pression = 10/5 = 2:1). Dans ces
conditions, le risque de cavitation est extrêmement limité bien que
certains effets soient possibles à cause de nombreux facteurs présents
dans le circuit durant le fonctionnement. Si le rapport de pression
dépasse la limite indiquée, prendre en considération la pression de
projet du circuit ou l'emploi d'un réducteur de pression de premier
stade (par exemple, réducteur de pression de premier stade de 16 à
8 bar et de 8 à 4 bar pour le deuxième stade). Les tuyaux en amont et
en aval du réducteur de pression doivent être fixés conformément aux
instructions du constructeur et aux normes locales afin d'éviter de créer
et de transmettre des vibrations et/ou des bruits à l'intérieur du circuit.
Para minimizar las posibilidades de cavitación dentro del reductor, que
podría causar fallos con riesgo de erosión en la zona de estanqueidad,
vibraciones y ruidos, se recomienda encarecidamente respetar las
condiciones de trabajo indicadas en el diagrama. A causa de los
numerosos factores y variables que pueden modificar el
comportamiento del reductor (presión de la instalación, temperatura,
presencia de aire, caudal o velocidad), se recomienda cuidar que la
relación entre las presiones de entrada y salida se mantenga en torno
a 2:1 y no sea superior a 3:1 (por ejemplo, presión de entrada 10 bar,
presión de salida 5 bar, relación de presión 10/5 = 2:1). En estas
condiciones el riesgo de cavitación es mínimo, aunque no se excluyen
posibles fenómenos debidos a los muchos otros factores que actúan
en la instalación durante el funcionamiento. Si la relación de presión
supera el límite indicado, se deberá evaluar la presión de diseño de la
instalación o considerar el empleo de un reductor de presión de
primera etapa (por ejemplo, primera etapa de 16 a 8 bar y segunda
etapa de 8 a 4 bar). Los tubos anteriores y posteriores al reductor de
presión deben fijarse de acuerdo con las instrucciones del fabricante
y las especificaciones locales para evitar que se produzcan y
transmitan vibraciones o ruido en la instalación.
Para minimizar o risco de cavitação no interior da redutora que poderia
provocar o mau funcionamento com risco de erosão na área de
vedação e ainda vibrações e ruído, recomenda-se vivamente
consultar as condições de trabalho representadas no diagrama.
Devido a muitos fatores e condições variáveis como pressão do
sistema, temperatura da água, presença de ar, caudal e velocidade,
que poderiam influenciar o comportamento da redutora de pressão,
recomenda-se que a relação entre a pressão a montante e a jusante
seja idealmente mantida entre o valor de 2:1 e não superior a 3:1 (por
exemplo, pressão a montante 10 bar, pressão a jusante 5 bar, relação
de pressão = 10/5 = 2:1). Nestas condições, o risco de possível
cavitação é reduzido ao mínimo, contudo isto não exclui os possíveis
efeitos de muitas outras variáveis presentes no sistema durante o seu
funcionamento. Se a relação de pressão exceder o limite indicado, a
pressão de conceção do sistema ou a utilização de uma redutora de
pressão de primeira fase devem ser avaliados (por exemplo, redutora
de pressão de primeira fase de 16 a 8 bar e, posteriormente, de
segunda fase de 8 a 4 bar). As tubagens a montante e jusante da
redutora de pressão devem ser fixadas em conformidade com as
instruções do fabricante e os requisitos locais, para evitar a criação e
transferência de vibrações e/ou ruído na instalação.
Om het risico op cavitatie in de drukverminderaar te verminderen,
waardoor werkingsproblemen kunnen ontstaan met gevaar voor erosie
in de dichtingszone, trillingen en lawaai, is het sterk aanbevolen om de
bedrijfscondities in het schema te raadplegen. Als gevolg van de
talrijke beproefde variabele factoren en condities zoals: druk van de
installatie, temperatuur, aanwezigheid van lucht, debiet en snelheid die
het gedrag van de drukverminderaar kunnen beïnvloeden, is het
aanbevolen dat de verhouding tussen de bovenstroomse en
benedenstroomse druk tussen de waarde 2:1 wordt gehouden en dat
deze niet hoger is dan 3:1 (bijvoorbeeld, bovenstroomse druk 10 bar,
benedenstroomse druk 5 bar, drukverhouding = 10/5 = 2:1) Onder
deze omstandigheden is het risico op mogelijke cavitaties tot een
minimum teruggebracht, maar dit sluit niet uit dat er mogelijke effecten
zijn door talrijke andere factoren in de installatie tijdens de werking.
Neem de ontwerpdruk van de installatie of het gebruik van een eerste
fase drukverminderaar in beschouwing als de drukverhouding de
aangegeven
limiet
overschrijdt
(bijvoorbeeld
eerste
fase
drukverminderaar van 16 tot 8 bar en dus de tweede fase van 8 tot
4 bar). De boven- en benedenstroomse leidingen van de
drukverminderaar moeten worden bevestigd volgens de aanwijzingen
van de fabrikant en de plaatselijke specificaties om het ontstaan en de
overdracht van trillingen en/of lawaai in de installatie te voorkomen.
7