Telwin TECNICA PLASMA 41 Manual De Instrucciones página 20

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 22
binnen de toegestane marge is teruggekeerd.
BRANDER
De branderknop is het enige bedieningsorgaan om het
begin en het eind van de snijoperaties mee te kunnen
regelen.
Zodra de druk van de knop wordt afgenomen zal, met
uitzondering van de koellucht (lucht-na) het snijproces
onmiddellijk, en in onwillekeurig welke fase hij zich ook
bevindt, worden onderbroken.
Ongewenste handelingen: om de procedure te laten
beginnen, moet, gedurende ten minste 500 ms
(milliseconden) druk op de knop worden uitgeoefend.
SNIJWERKZAAMHEDEN
VOORAF
- De stand van zaken en de handelingen beschreven in
de paragrafen (1) VEILIGHEID en (3) INST ALLATIE van
deze handleiding controleren en/of uitvoeren.
- Eerst de automatische lijnschakelaar en vervolgens de
hoofdschakelaar van het apparaat sluiten (in stand I
zetten).
- BELANGRIJK!
Alvorens over te gaan tot het gebruik van het
snijapparaat, de bevestiging van alle aan slijtage
onderhevige onderdelen en de kop van de brander
controleren, zoals beschreven in de paragraaf
"ONDERHOUD BRANDER".
- Door middel van de
snijstroom ingrijpen de meest geschikte stand voor de uit
te voeren werkzaamheden instellen.
- De toortsknop indrukken en loslaten voor de
luchtuitstroming (≥20 seconden-nalucht).
- Wachten tot de luchtstroom vanzelf ophoudt om de
verwijdering van eventueel in de brander verzameld
condens te vergemakkelijken.
SNIJDEN
Modaliteiten van het snijden:
MET FAKKEL moet men werken met DE SPROEIER IN
CONTACT.
OPGELET!
- De sproeier van de fakkel naar de boord van het stuk
brengen (= 3 mm.), de drukknop fakkel indrukken; na
ongeveer
0.5 seconden (pre-lucht) bekomt men de
activering van de pilootboog (maximum duur 2 seconden).
Indien de afstand adequaat is, wordt de pilootboog
onmiddellijk overgebracht naar het stuk, waarbij de
snijboog wordt uitgevoerd.
- De fakkel verplaatsen op het oppervlak van het stuk langs
de ideale snijlijn met regelmatige voorwaartse
bewegingen. De snelheid van het snijden aanpassen op
basis van de dikte en van de geselecteerde stroom; hierbij
verifiëren of de boog die uit het onderste oppervlak van
het stuk komt een inclinatie heeft van
verticale lijn in de tegenovergestelde richting van de
voorwaartse beweging.
Figuur (E) beeldt de brander af in de werkstand met
booghoek.
- Het verwijderen van de toorts van het stuk of de
afwezigheid van materiaal (einde snede) veroorzaakt de
onmiddellijke onderbreking van de boog.
- De boog (snij- of voorontsteekboog) zal altijd door het
loslaten van de branderknop worden onderbroken.
- Het snijbranden van gaten:
Voor het uitvoeren van deze operatie, of om vanuit het
midden van een stuk te beginnen, moet de boog met een
schuine brander worden gevormd, om die vervolgens
met een versnellende beweging in een vertikale stand te
brengen.
- Deze procedure zal voorkomen dat terugslagen van de
boog of gesmolten deeltjes het gat van het mondstuk
beschadigen en diens werking versneld benadelen.
op de potentiometer van de
5-10° op de
Figuur (F) afbeelding start met brander in schuine
positie.
- Deze procedure voorkomt dat terugslag van de boog of
van gesmolten deeltjes het gat van de sproeier
beschadigen waardoor de werking ervan snel achteruit
zou gaan.
ALGEMENE SNIJDEFEKTEN
Tijdens het snijden kunnen zich uitvoeringsdefekten
voordoen die gewoonlijk niet aan werkingsproblemen
van het apparaat, maar aan andere gebruiksaspecten te
wijten zijn, nameli j k:
a Onvoldoende penetratie of overmatige produktie van
slakken:
- snijsnelheid te hoog,
- de brander te schuin,
- te snijden stuk te dik,
- elektrode en mondstuk versleten.
b Onderbreking van de snijboog:
- snijsnelheid te laag,
- afstand brander-stuk te hoog,
- elektrode versleten,
- beveiliging heeft ingegrepen.
c Scheef snijoppervlak (niet in een rechte hoek)
- foute positie van de brander,
- asymmetrische slijtage van het gat van het mondstuk
en/of onjuiste montage van de branderonderdelen.
d Overmatige slijtage van het mondstuk en de elektrode:
- luchtdruk te laag,
- vervuilde lucht (vocht-olie),
- mondstukhouder beschadigd,
- voorontsteekboog te vaak in de lucht ontstoken.
6ONDERHOUD
LET OP !
IN GEEN GEVAL DE P ANELEN VERWIJDEREN OM
T O E G A N G T OT D E B I N N E N K A N T V A N D E
STROOMBRON TE VERKRIJGEN, OF INGREPEN OP
DE BRANDER UITVOEREN (UIT ELKAAR HALEN)
Z O N D E R V O O R A F D E S T E K K E R U I T H E T
STOPCONTACT TE HEBBEN VERWIJDERD.
BIJ ONDER SPANNING UITGEVOERDE CONTROLES
BINNEN HET APPARAA T OF DE BRANDER BESTAAT ,
ALS GEVOLG VAN RECHTSTREEKSE CONTACTEN
MET DELEN ONDER SPANNING, HET GEVAAR VOOR
ERNSTIGE ELEKTRISCHE SCHOKKEN.
BRANDER
Van tijd tot tijd, afhankelijk van de mate waarin het apparaat
wordt gebruikt, of bij snijproblemen, (zie Paragraaf 5) de
betrokken branderonderdelen van de plasmaboog op
slijtage controleren.
1 MONDSTUKHOUDER
Met de hand van de branderkop afdraaien.
Goed schoonmaken of, indien beschadigd, vervangen
(verbrandingen, vervormingen of scheurtjes).
De staat van het bovenste metalen gedeelte controleren
(aandrijver van de branderbeveiliging)
2 MONDSTUK
De slijtage van de plasmaboogopening en interne- en
externe oppervlakten controleren.
Als de opening ten opzichte van de oorspronkelijke
doorsnede vergroot of vervormd mocht blijken, moet het
mondstuk worden vervangen.
Als de oppervlakken sterk geoxydeerd mochten blijken
moeten deze met uiterst fijn schuurpapier worden
schoongemaakt.
3 LUCHTDISTRIBUTIERING
Op de aanwezigheid van verbrandingen of scheuren of
controleren, en nagaan of de luchtopeningen niet zijn
verstopt.
De ring bij beschadiging onmiddellijk vervangen.
4 ELEKTRODE
- 20 -

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido