Gebruik
Het apparaat opladen (fig. A)
Bij aanschaf is het apparaat gedeeltelijk opgeladen.
Voordat u het apparaat voor de eerste keer gaat
gebruiken, moet u het eerst 48 uur opladen met
de wisselstroomlader (8).
U moet de loodzuurbatterijen regelmatig controleren om er
zeker van te zijn dat de batterijen goed worden opgeladen
en lang meegaan. Alle batterijen verliezen stroom door
zelfontlading. Bij hoge temperaturen gebeurt dit nog sneller.
Laad wanneer u het apparaat niet gebruikt, de batterij
minstens elke 60 dagen op.
Controleer het accuniveau door op de accustatusknop
(11) te drukken. Het LED-lampje van de laadstatus (13)
geeft aan hoeveel de batterij is opgeladen. Als er
slechts één rood LED-lampje brandt, moet u het
apparaat opladen.
Opmerking: De batterij gaat langer mee als u deze na
gebruik weer oplaadt. De levensduur van de batterij wordt
bekort als u deze te veel uitput of de batterij te lang oplaadt.
De accu kan met gebruik van de netadapter worden
opgeladen (8).
Het apparaat met de wisselstroomlader opladen (fig. C)
Als de eenheid wordt opgeladen, moeten de aan-
uitschakelaar (9) en het LED-lampje voor AREA (10) zijn
uitgeschakeld.
Plaats de stekker van de lader (8) in de aansluiting voor
de lader (14).
Steek de stekker van de lader (8) in het stopcontact.
Tijdens het opladen gaan de rode LED-lampjes één voor
één branden.
Laad het apparaat op totdat het groene lampje brandt/
knippert.
Laad het apparaat dan nog een of twee uur op.
Opmerking: De netadapter mag niet langer dan 60 uur
aangesloten zijn.
Als het laden is voltooid, haalt u de stekker van de
lader (8) uit het stopcontact.
Haal de stekker uit de aansluiting voor de lader (14)
en berg deze veilig op.
Het apparaat als een accubooster gebruiken (fig. A en B)
Waarschuwing! Zorg ervoor dat het voertuig in neutraal
staat met aangetrokken handrem.
Opmerking: Indien het apparaat verkeerd is aangesloten
is een voortdurend geluidsignaal hoorbaar en gaat de rode
ompoolindicator (6) branden; ook wanneer de aan- en
uitschakelaar (9) op OFF staat. De aansluitingen dienen
onmiddellijk te worden hersteld.
Waarschuwing! Leg de kabels niet in de buurt van de
aandrijfriem of de ventilator.
1. Schakel het contact van de boot of het voertuig en alle
eventuele hulpstukken uit voordat u de accubooster op
de accu aansluit.
2. Zorg ervoor dat de aan-uitschakelaar (9) van het
apparaat op OFF staat.
3. De volgende procedure geldt voor een systeem met
negatieve aarde, dat wil zeggen dat de negatieve
accupool is verbonden met het chassis.
4. Sluit de positieve rode klem (+) aan op de positieve
accupool.
5. Sluit de negatieve (-) zwarte klem aan op het chassis
of op een stevig niet bewegend metalen component
of chassisonderdeel van het voertuig. Sluit de accuklem
nooit rechtstreeks aan op de negatieve pool van de
accu of op een bewegend onderdeel. Raadpleeg de
eigenaarhandleiding van de auto.
6. Schakel de aan- en uitschakelaar (9) van het apparaat in.
7. Start het voertuig en probeer de motor in 3 tot 6
seconden te starten.
Indien de motor niet binnen 6 seconden start, laat
dan de interne accu van het apparaat 3 minuten
lang afkoelen voordat een nieuwe poging wordt
ondernomen.
8. Wanneer het voertuig opstart moet de aan- en
uitschakelaar (9) van het apparaat worden uitgeschakeld.
9. Laat de motor van het voertuig draaien.
10. Maak eerst de zwarte klem (-) los van de motor of het
chassis en vervolgens de rode klem (+) die aan de
positieve accupool is bevestigd.
11. Duw de zwarte kabel (negatief) voorzichtig in de
daarvoor bestemde ruimte, te beginnen bij het uiteinde
waar geen klem zit.
12. Sluit de negatieve (zwarte) klem aan op de
klemhouder (16).
13. Duw de rode kabel (negatief) voorzichtig in de daarvoor
bestemde ruimte, te beginnen bij het uiteinde waar geen
klem zit.
14. Sluit de positieve (rode) klem aan op de
klemhouder (16).
15. Laad het apparaat zo snel mogelijk op.
Opmerking: Reinig na elk gebruik de accuklemmen (4)
en verwijder eventuele accuvloeistof die corrosie van de
klemmen (4) veroorzaakt. Bewaar de kabels van de
acculader in lussen om schade aan de kabels te voorkomen.
NEDERLANDS
33