38 | In bedrijf nemen
4
In bedrijf nemen
Alle elektrische aansluitingen correct aansluiten
en pas daarna de inbedrijfstelling uitvoeren!
▶ Respecteer de installatiehandleidingen
van alle componenten en modules van de
installatie.
▶ Let erop, dat niet meerdere modules het-
zelfde zijn gecodeerd.
▶ Schakel de voedingsspanning alleen in,
wanneer alle modules zijn ingesteld.
OPMERKING: Na het inschakelen kunnen aange-
sloten pompen meteen beginnen te draaien,
zolang de regeling de module niet heeft herkend.
▶ Vullen voor het inschakelen van de installatie,
zodat de pompen niet droog lopen.
4.1
Codeerschakelaar instellen
Wanneer de codeerschakelaar op een geldige positie staat, dan
brandt de bedrijfsindicatie constant groen. Wanneer de co-
deerschakelaar op een ongeldige positie staat, brandt de be-
drijfsindicatie eerst niet en begint daarna rood te knipperen.
CV-circuits via codeerschakelaar toekennen:
Wanneer een cv-circuit direct op de ketel is
aangesloten, mag op geen enkele module de
codeerschakelaar op 1 worden gezet. Het eer-
ste cv-circuit na de evenwichtsfles is in dit ge-
val cv-circuit 2.
•
1 cv-circuit:
codeerschakelaar op 1
•
2 cv-circuits:
cv-circuit 1 = codeerschakelaar op 1;
cv-circuit 2 = codeerschakelaar op 2
•
3 cv-circuits:
cv-circuit 1 = codeerschakelaar op 1;
cv-circuit 2 = codeerschakelaar op 2;
cv-circuit 3 = codeerschakelaar op 3 enzovoort
6 720 813 621 (2014/12)
Boilerlaadcircuit (1 of 2) via codeerschakelaar toekennen:
Wanneer een boilerlaadcircuit direct op de ke-
tel is aangesloten, mag op geen enkele module
de codeerschakelaar op 9 worden gezet. Het
boilerlaadcircuit achter de evenwichtsfles is in
dit geval boilerlaadcircuit 2.
•
1 boilerlaadcircuit: codeerschakelaar op 9
•
2 boilerlaadcircuits:
boilerlaadcircuit 1 = codeerschakelaar op 9;
boilerlaadcircuit 2 = codeerschakelaar op 10
4.2
Inbedrijfname van de installatie en de module
4.2.1 Instellingen voor cv-circuit
1. Module aan een cv-circuit toekennen (afhankelijk van de
geïnstalleerde bedieningseenheid 1 ... 8).
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules instellen.
3. Voor de hele installatie de netspanning inschakelen.
Wanneer de bedrijfsindicatie van de module permanent groen
brandt:
4. Neem de bedieningseenheid aan de hand van de meegelever-
de handleiding in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
4.2.2 Instellingen voor boilerlaadcircuit
1. Module aan een boilerlaadcircuit (9 ... 10) toekennen.
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules instellen.
3. Voor de hele installatie de netspanning inschakelen.
Wanneer de bedrijfsindicatie van de module permanent groen
brandt:
4. Neem de bedieningseenheid aan de hand van de meegelever-
de handleiding in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
MM100