PLAATSING BATTERIJ ZENDKASTJE
Het zonnepaneel op het zendkastje dient ter energiebesparing, en is een
milieuvriendelijke oplossing om de sensoren van stroom te voorzien, zodat de
batterijen langer meegaan. Het kan de meegeleverde oplaadbare batterij volledig
van stroom voorzien. Sensoren kunnen alleen op batterijen lopen. Plaats het
zendkastje in direct zonlicht om te zorgen dat het zonnepaneel stroom kan produceren.
De spanning van de meegeleverde oplaadbare
batterij is niet optimaal en zal tijdens transport
verder zijn afgenomen. We raden u aan de batterij
enkele uren op te laden door het zonnepaneel aan
te sluiten.
Een adapter is apart verkrijgbaar. Hiermee kunt
u het zendkastje direct van stroom voorzien. De
adapter levert een spanning van 3V. Zorg dat de
adapterkabel door de kabelopening loopt.
Controleer de verbinding met het zonnepaneel.
Sluit het zonnepaneel indien nodig opnieuw aan:
Steek het uiteinde van de kleurgecodeerde plug in de betreffende aansluiting
van het zendkastje, zoals hieronder aangegeven, en verberg de kabels netjes
in het kastje.
Om de oplaadbare batterijen te plaatsen:
Plaats de batterijen in het batterijvak. Let daarbij op de polariteit +/-.
+
KANAAL INSTELLEN
Uw weerstation kan uitgebreid worden met 8 sets temperatuur en
vochtigheidssensoren, één windsensor en één neerslagsensor. Deze delen het
scherm van het basisstation om de weergegevens op
weer te geven. U kunt elk zendkastje een afzonderlijk
kanaalnummer (1-8) geven door de verschillende
schakelaars te gebruiken.
Volg het onderstaande diagram om de schakelaars
van de SW1 in te stellen:
NB De 0 in het onderstaande diagram staat voor uit en de 1 voor aan.
CH
PIN 2
0
Kanaal 1
0
Kanaal 2
0
Kanaal 3
0
Kanaal 4
1
Kanaal 5
1
Kanaal 6
1
Kanaal 7
1
Kanaal 8
Om de status van elk kanaal duidelijk aan te geven, kunt u het indicatielampje van
het betreffende zendkastje door PIN 1 naar 1 te schakelen.
Functie
Lampje uitschakelen
Lampje inschakelen
Na het instellen kunt u het indicatielampje uitschakelen door PIN 1 naar 0
te schuiven. Zo bespaart u energie. Sluit vervolgens het zendkastje door de
schroeven aan te draaien.
NB Een knipperend indicatielampje geeft aan dat de verbinding normaal is (zie
Indicatielampjes).
SW1
ON
RSN
1
1
2
3
4
0
PIN 3
PIN 4
0
0
0
1
1
0
1
1
0
0
0
1
1
0
1
1
PIN 1
0
1
INSTELLING VERWIJDEREN
Om de vorige instelling van een zendkastje te verwijderen, houdt u tegelijkertijd de
knoppen RESET en KEY ingedrukt. Laat vervolgens alleen RESET los. Het rode
lampje knippert 5 keer. Laat KEY los. De kanaalinstelling en de geijkte windrichting
worden gewist uit het zendkastje.
INDICATIELAMPJES
Er bevinden zich indicatielampjes in drie kleuren op het zendkastje: groen, rood en
blauw. Verschillende kleurcombinaties geven verschillende statussen aan.
Kleur lampje
Blauw->groen->rood
Rood knippert om de
seconde
Rood
Blauw knippert
Groen knippert
SENSOREN PLAATSEN
U heeft drie opties om sensoren te plaatsen.
Het zendkastje kan gegevens draadloos ontvangen binnen een zendbereik van
300m (1000 voet). De ideale locatie voor de sensor is op het dak van een gebouw
in een open gebied, uit de buurt van bomen of andere obstructies die de windstroom
kunnen beïnvloeden en de metingen minder nauwkeurig maken. Plaats het zendkastje
in direct zonlicht om te zorgen dat het zonnepaneel stroom kan produceren.
Richting zonnepaneel:
Noord
Zuid
NB Plaats de temperatuur- en vochtigheidssensor ten minste 1,5 meter boven
de grond om te voorkomen dat de grondtemperatuur de nauwkeurigheid van de
metingen van de sensor beïnvloed.
Optie 1: Alle sensoren worden op een paal geplaatst.
1
4
NB Neem voor installatie het regenreservoir af en kies een paal met een diameter
van ongeveer 32-45mm.
1. Steek een U-bout zonder ringen of moeren in de gaten van de neerslagmeter
(afbeelding 1).
2. Zorg dat de paal tegen de ronding van de U-bout drukt(afbeelding 1).
3. Steek de andere U-bout zonder ringen of moeren in de schroef gaten van de
neerslagmeter (afbeelding 3).
4. Plaats het metalen bevestigingsplaatje over de U-bout en plaats twee platte
ringen, twee borgringen en twee bouten om de U-bout, over het metalen
bevestigingsplaatje (afbeelding 4) en draai ze stevig aan met een sleutel.
5. Plaats de twee uiteinden van de eerste U-bout in de schroefgaten van de
windsensor (afbeelding 5).
6. Draai de twee platte ringen, borgringen en bouten stevig op de U-bout van de
windsensor met een sleutel (afbeelding 6).
NB Controleer of de luchtbel op de neerslagmeter binnen de cirkel blijft.
Controleer regelmatig of de balans nog in orde is. Dit vergroot de nauwkeurigheid
van de neerslagmetingen.
6
Handelingen
Knippert een maal wanneer u RESET (ingedrukt
houdt en) loslaat
Na 5 keer knipperen worden de instellingen
voor alle sensoren gewist uit het zendkastje
(zie sectie Instelling verwijderen)
Windrichting ijken (zie Windrichting ijken).
Verbinding is normaal (WMR300A)
Verbinding is normaal (WMR300)
Als u woont op het:
Zuidelijk halfrond
Noordelijk halfrond
2
5
3
6