NEDERLANDS
Om uw accu te verversen, plaatst u deze zoals
gebruikelijk in de lader. Het rode lampje zal
doorlopend knipperen om aan te geven dat de
laadcyclus begonnen is.
Als de 1-uur oplaadcyclus (afhankelijk van de lader)
is voltooid, zal het lampje continu aanblijven en niet
langer knipperen. De accu is volledig opgeladen en
kan nu gebruikt worden.
Als de accu in de lader gelaten wordt na de eerste
oplaadtijd van 1 uur (afhankelijk van de lader), zal de
lader automatisch de verversingsmodus activeren.
Deze modus zal 8 uur lang doorgaan, maar de accu
kan op elk moment tijdens deze verversingsmodus
verwijderd worden.
Hete/koude accuvertraging
Als de lader een accu detecteert die te heet of te
koud is, begint de lader automatisch een hete/koude
accuvertraging, waarbij het opladen vertraagd wordt
totdat de accu een geschikte temperatuur heeft
bereikt. De lader schakelt dan automatisch over op
de acculaadmodus. Hiermee wordt een maximale
levensduur van de accu gegarandeerd. De rode
indicator knippert lang en vervolgens kort tijdens de
hete/koude accuvertragingsmodus.
BEDIENING
LET Op: Wanneer u de werklamp/lader op
wisselstroom gebruikt, moet het groene LED-lampje
(l) branden. GEBRUIK de werklamp/lader niet als
het LED-lampje niet brandt.
1. Plaats de ingeklapte DC021/DC022 op een
solide, vlak oppervlak en zorg dat u zicht hebt
op de contactdoos van de lader.
2. Houd met één hand de hendel (b) stevig
vast, til met de andere hand de ombouw van
de werklamp/lader (j) op. De ombouw van
de werklamp kan in meerdere richtingen op
het H-frame onderstel (m) worden geplaatst.
Het H-frame onderstel kan in 4 verschillende
standen op het voetstuk van de laderombouw
worden gedraaid.
3. Plaats de werklamp in de gewenste richting. Zet
de AAN/UIT-schakelaar (a) op AAN.
Zet, wanneer u de werklamp/lader niet meer
gebruikt, de AAN/UIT-schakelaar op UIT en klap
de ombouw van de werklamp/lader naar beneden
zodat u de lamp eenvoudiger kunt opbergen
(Afb. 1).
68
De fl uorescerende gloeilamp
(Afb. 6, 7)
WAARSCHUWING: Schokgevaar.
Verwijder de accuset en trek de
stekker uit het stopcontact voordat
u de fluorescerende gloeilamp
vervangt. Dergelijke preventieve
veiligheidsmaatregelen verlagen het
risico op lichamelijk letsel.
VOORZICHTIG: Direct in het
fluorescerende licht kijken kan het
gezichtsvermogen aantasten.
VOORZICHTIG: Snijgevaar. Bescherm,
wanneer u een kapotte gloeilamp
vervangt, uw handen voordat u de
gloeilamp losdraait. Verwijder geen
gebroken glas of lamp met blote handen
uit de contactdoos. Dit kan leiden tot
lichamelijk letsel.
VOORZICHTIG: Raak de gloeilamp
niet direct na gebruik aan. Laat
de gloeilamp afkoelen voordat u deze
verwijdert. Het aanraken van een warme
gloeilamp kan leiden tot lichamelijk letsel.
Zorg dat, als u de fluorescerende gloeilamp
vervangt, de ombouw van de werklamp naar boven
gericht staat, zie afbeelding 2.
LET OP: De aanbevolen vervangingsgloeilamp is de
D
WALT DC0213 38 W fluorescerende gloeilamp.
E
1. Houd met één hand de onderkant van de
ombouw van de werklamp (j) en lenskap (i)
vast en rol met de andere hand de rubberen
pakking (n) terug van de ombouw van de
werklamp, begin in een van de bovenste
hoeken.
2. Blijf de ombouw van de werklamp goed
vasthouden en rol de rubberen pakking aan alle
kanten van de ombouw af (Afb. 5).
3. Verwijder de rubberen pakking en lenskap en
zet deze aan de kant.
4. Houd met één hand de onderkant van
de ombouw van de werklamp stevig
vast en verwijder met de andere hand de
gloeilampbescherming (o). Druk de zijkanten
van de gloeilampbescherming met duim en
wijsvinger voorzichtig naar elkaar toe om de
bescherming uit de klemmen los te maken. Leg
de gloeilampbescherming aan de kant.
5. Houd de onderkant van de ombouw van de
werklamp met één hand stevig vast. Pak met
de andere hand de fluorescerende gloeilamp
(h) stevig in het midden, bij het witte, plastic
omhulsel onder de gloeilampbescherming