Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische span-
ning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen draden
breken of oververhit raken en brand veroorzaken.
•
Sluit de voedingsdraden aan op de besturingsdoos met behulp van een buffer-
doorvoer voor trekbelasting (PG-aansluiting of vergelijkbaar). Sluit de
transmissiebedrading aan op het transmissie-aansluitblok via de (uitdruk)
opening in de besturingsdoos, met een normale doorvoer.
•
Als alle bedrading is aangelegd, controleer dan nogmaals of alle verbindin-
gen goed zijn gemaakt en plaats hierna het deksel van de aansluitdoos weer
terug. Volg hiervoor de stappen voor het verwijderen, maar in omgekeerde
volgorde.
Voorzichtig:
Let op dat de voedingsdraden nooit te strak staan. Dit kan leiden tot losra-
ken, oververhitting of brand.
9.3. De elektrische aansluitingen maken
Controleer of de modelnaam op de gebruiksaanwijzingen op het deksel van de
besturingsdoos dezelfde is als de modelnaam op het naamplaatje.
Stap 1
Verwijder de schroeven waarmee het deksel van de besturingsdoos vast zit.
•
Type 40 - 140 (2 schroeven)
Fig. 1
•
Type 200 · 250 (4 schroeven) Fig. 2
[Fig. 9.3.1] (P. 4)
Fig.1
Fig.2
A Schroeven
C Deksel van besturingsdoos
Opmerking:
Zorg dat er geen draden worden afgekneld als u het deksel van de aansluit-
doos weer terugplaatst. Dit kan leiden tot beschadiging van de bedrading.
Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische span-
ning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen draden
breken of oververhit raken en brand veroorzaken.
•
Sluit de voedingsdraden aan op de besturingsdoos met behulp van een buffer-
doorvoer voor trekbelasting (PG-aansluiting of vergelijkbaar). Sluit de
transmissiebedrading aan op het transmissie-aansluitblok via de (uitdruk)
opening in de besturingsdoos, met een normale doorvoer.
•
Als alle bedrading is aangelegd, controleer dan nogmaals of alle verbindin-
gen goed zijn gemaakt en plaats hierna het deksel van de aansluitdoos weer
terug. Volg hiervoor de stappen voor het verwijderen, maar in omgekeerde
volgorde.
[Fig. 9.3.2] (P. 4)
A Om ervoor te zorgen dat er geen trekkracht van buitenaf mechanische span-
ning kan veroorzaken op de aansluitingen op het stroomtoevoer-aansluitblok,
dient u een bufferdoorvoer voor trekbelasting (PG-aansluiting of vergelijkbaar)
te gebruiken.
B Voedingsdraden
D Gebruik een normale doorvoer
Voorzichtig:
Let op dat de voedingsdraden nooit te strak staan. Dit kan leiden tot losra-
ken, oververhitting of brand.
B Deksel van aansluitdoos
D Besturingsdoos
C Trekkracht
E Transmissiebedrading
9.4. Instellen van de statische druk
Type 40 - 140
De externe statische druk kan naar wens worden gewijzigd. Plaats, voor het in-
stellen van de statische druk, een hulpstuk tussen de fasedraad van de aanslui-
ting van de motor en de regelkast.
De relatie tussen het hulpstuk en de statische druk wordt hieronder getoond.
Hulpstuk (rood) .......... Externe statische druk 200 Pa
Hulpstuk (blauw) ........ Externe statische druk 50 Pa
Type 200 · 250
De externe statische druk kan naar wens worden gewijzigd. Vervang, voor het
instellen van de statische druk, de fasedraad van de aansluiting van de motor door
het hulpstuk (blauw) binnenin de regelkast.
9.5. De aansluitadressen instellen
(Zorg ervoor dat er geen stroom op het apparaat staat als u de adressen instelt)
[Fig. 9.5.1] (P. 4)
<Adresbord>
•
Er zijn twee types draaibare schakelinstellingen beschikbaar: voor het instel-
len van adressen 1 tot 9 en groter dan 10, en voor het instellen van aftakkings-
nummers.
1 Hoe u de aansluitadressen instelt
Voorbeeld: Als het adres "3" is, laat SW12 (voor 1 tot 9) dan op "0" staan
en breng SW11 (voor groter dan 10) in overeenstemming met "3".
2 Het instellen van de nummers van de aftakkingen (alleen voor de R2-lijn)
Zorg ervoor dat de koelstofpijp van het binnenapparaat overeen komt met
eindaansluitnummer van de BC-bedieningseenheid. Laat de waarde op
"0" voor apparaten die niet tot de R2-lijn behoren.
•
De draaischakelaars worden in de fabriek allemaal op "0" gezet. Deze schake-
laars kunnen worden gebruikt om de addressen van de apparaten en de num-
mers van de aftakkingen naar keuze in te stellen.
•
De vaststelling van de aansluitadressen van het binnenapparaat varieert met
het systeem dat u gebruikt. Stel ze in in overeenstemming met technische
gegevens.
Opmerkingen:
Zet schakelaar SW5 in de juiste stand voor de plaatselijke netspanning.
•
Zet SW5 op 240 Volt als de plaatselijke netspanning tussen 230 en
240 Volt ligt.
•
Als de plaatselijke netspanning 220 Volt is, zet SW5 dan op 220 Volt.
9.6. De kamertemperatuur oppikken met de
ingebouwde sensor in een afstandsbe-
diening
Als u de kamertemperatuur wilt oppikken met de ingebouwde sensor in een af-
standsbediening, zet dan SW1-1 op het controlebord op "ON" (AAN).
45