volgende situaties, het toestel niet zelf proberen te herstellen,
maar het terugsturen naar een erkende hersteldienst of het uit
gebruik nemen. Het toestel niet in gebruik stellen als het snoer
of de stekker beschadigd zijn, bij een slechte werking van het
toestel, bij val of bij eender welke vorm van beschadiging. Het
stroomsnoer van dit toestel is ontkoppelbaar en kan vervangen
worden in geval van beschadiging. Vervang het stroomsnoer
uitsluitend door het originele Exo Terra
2. Om verwondingen te vermijden geen bewegende of verhitte
onderdelen aanraken.
OPGELET -
3.
Het toestel steeds ontkoppelen alvorens
onderdelen weg te nemen of te vervangen en terwijl het toestel
geïnstalleerd en gereinigd wordt, of verplaatst wordt. Nooit de
stekker uittrekken door middel van het snoer. Neem de stekker
vast om te ontkoppelen. Het toestel steeds ontkoppelen van het
net indien het niet in gebruik is. Nooit het toestel door middel van
het snoer opliften of verplaatsen.
4. Dit toestel is niet voorzien voor gebruik door personen (inclusief
kinderen) met verminderde fysieke of mentale bekwaamheden,
of bij gebrek aan ondervinding of kennis, tenzij een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid hen begeleidt en informeert
aangaande het gebruik van dit toestel. Bij kinderen moet toezicht
gehouden worden opdat zij niet met het toestel spelen.
5. Het gebruik van onderdelen of hulpstukken die niet aangeraden
of verkocht zijn door de fabrikant van het toestel kunnen onveilig
zijn voor de gebruiker.
6. Het toestel niet opbergen of installeren waar het blootgesteld is
aan weersomstandigheden en temperaturen onder het vriespunt,
en niet blootstellen aan direct zonlicht.
32
7. Verzeker er u van dat het toestel is opgesteld op een vlakke
egale ondergrond. Controleer het toestel regelmatig. Laat het
toestel niet onbewaakt alleen voor een langere periode.
8. Indien er een verlengsnoer nodig is, ga dan na dat de
verbinding stofvrij en waterbestendig is. Een snoer met dezelfde
eigenschappen als het originele dient te worden gebruikt. Een
snoer dat slechts een vermogen toelaat voor minder ampère
of een lagere wattage dan het vermogen van het toestel kan
oververhitten. Let erop dat het snoer zo bevestigd wordt, dat er
niet kan over gestruikeld worden of aan getrokken.
9. Enkel voor gebruik binnenshuis. Niet voor commerciële doeleinden.
10. Probeer de achterzijde van het apparaat niet te openen.
Er bevinden zich geen vervangbare delen.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
Initiële instellingen
Deze moeten worden uitgevoerd ALVORENS de eieren in de
incubator te plaatsen.
1. Vul de lade onderaan het toestel met water om de
luchtvochtigheid te verhogen. Houd deze gedurende de
incubatieperiode steeds gevuld om voldoende luchtvochtigheid te
garanderen. Aangezien de mate van verdamping afhangt van de
temperatuur, is het aangeraden om de waterstand dagelijks na te
kijken. Plaats een dieper waterbakje indien dagelijks nazicht niet
mogelijk is.
vervangstuk.
®
2. Stel de gewenste incubatietemperatuur in door
de opwaartse pijl of neerwaartse pijl in te
drukken op het paneel vooraan het toestel.
Het toestel zal automatisch overschakelen
op verwarmings- of koelmodus,
afhankelijk van de ingestelde
incubatietemperatuur.
Belangrijk
De temperatuurweergave
is slechts indicatief en is niet altijd de reële temperatuur in het
toestel. De instelling en temperatuur kunnen soms afwijken daar
de warmtesensor zich niet binnen de incubatieruimte bevindt. Het
verschil tussen de reële temperatuur in het toestel en de weergave
op het display zijn afhankelijk van de omgevingstemperatuur in
de ruimte waar het toestel is geplaatst. Deze verschillen kunnen
eveneens variëren afhankelijk van de ingestelde temperatuur - hoe
hoger de ingestelde temperatuur, hoe groter de schommeling. Hou
er rekening mee dat de temperatuur ook verschilt bovenaan en
onderaan in het toestel, waarbij op de digitale display de temperatuur
van het bovenste punt in het toestel af te lezen is. Controleer
de temperatuur gedurende een tijdspanne van 24 uur met een
afzonderlijke thermometer (optioneel) om er zeker van te zijn dat
de incubator juist werd ingesteld en naar behoren functioneert.
Het is eveneens aangeraden om de temperatuur te meten in de
naaste omgeving van alle geplaatste eieren. Afwijkingen tussen
de temperatuurweergave op het display en de reële instelling
zijn normaal. Deze worden veroorzaakt door de werking van het
apparaat, aangezien dit met een vertraging van +/- 2°C (3.6°F)
overschakelt. Bij een instelling van 32°C zal het toestel opwarmen
wanneer de temperatuur op het display daalt tot 30°C (86°F), en
koelen wanneer deze stijgt tot 34°C (93.2°F). Bij het gebruik van
gesloten dozen of plastic bakjes met deksel zal het broedsubstraat
binnenin niet meer dan 0.2°C schommelen, hetgeen een constante
incubatietemperatuur verzekert. Laat de eenheid altijd enkele dagen
vooraf functioneren alvorens de eieren in de incubator te plaatsen,
om temperatuurschommelingen te controleren. Regelmatig nazicht
van de temperatuur met een afzonderlijke gekalibreerde thermometer
is vereist, gezien we GEEN ENKELE schuldvordering aanvaarden
inzake het verlies van eieren of dieren als resultaat van een storing
binnen het toestel.