NL
vinger vast te houden (langs de aarde). Om die reden zal de fasevolgorde van het driefasige systeem
niet nauwkeurig worden aangewezen, als de handgreep niet wordt vastgehouden of u geen isolerende
handschoenen draagt. Daarnaast is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de aardingsklem (aardedraad
of aardingsomhulsel) van het driefasige systeem het menselijke lichaam raakt tijdens de meting van een
driefasig elektriciteitssysteem van minder dan 100 V.
7. ALS-test
Om de storingsspanning tijdens de voltagemeting te beperken, kan er een stroomkring met een lagere
impedantie dan die van de tester onder de normale meetmodus worden voorzien tussen twee testpennen,
namelijk het ALS-stroomkringsysteem.
Verbind voor de ALS-uitschakeltest twee testpennen met de L- en PE-klem van het systeem van 230 V
wisselspanning onder de normale modus voor spanningsmeting en druk op de ALS-toets "• }" op de twee
testpennen. Het ALS-systeem zal worden uitgeschakeld en het ALS-symbool zal gaan branden als de
stroomkring vervolgens een wisselstroom van meer dan 30 mA genereert. Als in het bijzonder ALS niet
lang kan meten, en de testduur bij 230 V < 10 s moet zijn, kan er geen continue meting worden uitgevoerd.
Wacht na één test 60 s voordat u de volgende meting uitvoert.
Opmerking: als er geen meting of test wordt uitgevoerd, is het normaal dat de led continu brandt en
de zoemer continu piept, nadat u de ALS-toetsen op de twee testpennen tegelijk hebt ingedrukt. Om
functiestoornissen te vermijden, mag u de twee ALS-toetsen niet indrukken onder de niet-ALS-testmodus.
8. Stille modus selecteren
De stille modus mag worden ingeschakeld terwijl de tester in de stand-bymodus staat of normaal wordt
gebruikt. Nadat u de zaklamptoets ongeveer 1 s hebt ingedrukt, zal de tester piepen en verschijnt op het
lcd-scherm het stiltesymbool "®", waarna de tester in de stille modus wordt geplaatst. In deze modus zijn
alle functies gelijk aan die van de normale modus, behalve de stille zoemer.
Om de normale modus (zoemmodus) te hervatten, drukt u ongeveer 1 s de zaklamptoets in. Na de
"pieptonen" zal het stiltesymbool "®" op het lcd-scherm verdwijnen.
9. Gebruik van de verlichtingsfunctie
De verlichtingsfunctie kan worden geselecteerd als de tester 's avonds of in een donkere omgeving moet
worden gebruikt; nadat u de zaklampknop op het testerpaneel licht hebt aangeraakt, zal de koplamp op de
bovenzijde van de tester worden ingeschakeld om uw werk te vergemakkelijken. Na gebruik schakelt u de
lamp uit door de knop licht aan te raken.
10. Gebruik van achtergrondverlichting
Gegevens op een lcd-scherm kunnen 's avonds of in een donkere omgeving moeilijk leesbaar zijn.
Maak het scherm goed zichtbaar door de achtergrondverlichting op de tester in te schakelen. De
achtergrondverlichting kan worden ingeschakeld door VASTHOUDEN ongeveer 1 s in te drukken.
Na gebruik schakelt u de verlichting uit door VASTHOUDEN ongeveer 1 s in te drukken. Als de
tester in de stand-bymodus wordt geplaatst terwijl de achtergrondverlichting is ingeschakeld, zal
de achtergrondverlichting nog altijd branden wanneer de tester opnieuw wordt ingeschakeld. De
achtergrondverlichting kan alleen worden uitgeschakeld wanneer u VASTHOUDEN opnieuw 1 s indrukt.
11. Gebruik van de functie VASTHOUDEN
Om lezen en registreren te vergemakkelijken, houdt u de gemeten gegevens (spannings- en
frequentiewaarde) vast door VASTHOUDEN op de tester licht aan te raken, terwijl u de tester gebruikt; als
u VASTHOUDEN nog eens licht aanraakt, wordt de vasthoudtoestand onderbroken en keert het apparaat
terug naar de normale testtoestand.
12. Batterij vervangen
Houd de twee sondepunten bijeen voordat u de spanningsdetector gebruikt. Als "••1>" wordt weergegeven
en u de pieper hoort, of in de stille modus "•11)" is ingeschakeld, betekent dit dat de batterij niet leeg is. In
het andere geval is de batterij leeg.
Een symbool van lage spanning op het lcd-scherm tijdens het gebruik van de tester wijst erop dat de
batterijspanning laag is, en dat de batterij moet worden vervangen.
20