•
onderste vergrendeling = vlakke stand van de boom (voor kleinere mensen)
–
Daarna aan beide kanten een ring (2) aanbrengen en vastschroeven met een
moer (4).
–
De twee moeren (5) om de steunboom aan de behuizing te bevestigen, handvast
aandraaien.
BELANGRIJK
Bij het verstellen van de hoogte van de duwboom hoeven de moeren (2) B1 voor
de bevestiging van het onderste deel van de boom niet te worden losgedraaid.
De moeren (4) W2 maar zo ver losdraaien, dat de duwboom tijdens deze
werkzaamheden vrij kan worden bewogen.
Daardoor wordt het onopzettelijke omslaan van de duwboom verhinderd en
plaatsen met pletgevaar tussen het onderste deel van de boom en de behuizing
worden vermeden.
Inhangen van de motorrem-bowdenkabel aan de motor (Afbeelding H1 )
–
De hoek aan het uiteinde van de bowdenkabel (1) van onder tot aan de knik in de
schakelhendel van de rem (2) leiden.
–
Het beweeglijke deel van het uiteinde van de bowdenkabel (3) naar achter trekken,
tot de draadkabel (4) zijdelings in de uitsparing (5) kan worden geleid.
–
Daarna de bowdenkabel (3) naar voor schuiven, tot de springhaak (6) arrêteert in
de uitsparing (5) van de inhanging van de bowdenkabel.
OPGELET
Na het inhangen van de motor-rem-bowdenkabel moet de remfunctie van de
veiligheidsschakelbeugel gecontroleerd worden. Zodra de schakelbeugel wordt
losgelaten, dan moet de mesbalk binnen drie seconden blijven stilstaaan. Anders
de dichtstbijzijnde geautoriseerde vakwerkplaats opzoeken.
Montage van de startstang (Afbeelding L1 )
–
Startkabelhouder (1) uit de gereedschapszak nemen.
–
Moer zo ver eruit draaien, dat de beide helften over de duwboom kunnen worden
geschoven.
–
Op de bovenste duwboom zit een sticker (2) voor de positionering van de
startkabelhouder.
OPGELET
Om veiligheidsredenen mag de startkabelhouder alleen in de opgegeven
positie worden gemonteerd.
–
Schakelbeugel motorstop (3) op het bovenstuk van de duwboom (4) indrukken en
vasthouden, de startkabel (5) uittrekken en in de startkabelhouder leiden.
–
De beide helften samenvoegen (6), moer weer vastdraaien. Zo wordt verhinderd
dat de startkabel eruit springt.
De startkabelhouder moet zo gemonteerd/uitgericht worden, dat de startkabel vrij
loopt en niet tegen andere delen aanwrijft.
Monteren van de stuitplaat (Afbeelding T1 )
BELANGRIJK
Als het apparaat wordt ingezet zonder stootplaat, dan kunnen verwondingen het
gevolg zijn door omhoog geslingerde voorwerpen. Het apparaat alleen inzetten
met stootplaat.
–
De bevestigingsbeugel van de stootplaat open klappen.
–
De stootplaat, met de voorgemonteerde schroeven in de beugel, in de
maaierbehuizing vastschroeven.
VOORZICHTIG
Bij het openen van de onder spanning staande stootplaat kunnen bij
onoplettendheid de vingers bekneld raken.
Instellen van de maaihoogte (Afbeelding I )
–
Bij elk wiel de hendel (1) naar het wiel toe trekken en na verschuiving naar de
zijkant weer fixeren in de gewenste positie.
–
Alle vier de hefbomen moeten in dezelfde stand staan!
VOORZICHTIG
Bij het instellen van de snijhoogte de stelhendel vastpakken zoals voorgesteld in
afbeelding I . Daardoor wordt verhinderd dat de hand bij het instellen wegglijdt
met verwondingen als gevolg.
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
9 VOOR DE EERSTE INGEBRUIKNEMING
Alle schroefverbindingen en de bougiestekker controleren op goede bevestiging. De
schroeven eventueel aandraaien! Met name de bevestiging van de mesbalk moet
gecontroleerd worden (zie hiervoor hoofdstuk „Onderhoud van de mesbalk").
De bevestigingsschroef van het mes moet altijd door een geautoriseerde vakwerkplaats
worden aangedraaid. Als de messchroef te los of te vast wordt aangedraaid, dan
kunnen meskoppeling en mesbalk beschadigd worden of loskomen, hetgeen zware
verwondingen kan veroorzaken.
De grasmaaier is uitgerust met een motorstop-inrichting.
Vóór de eerste inbedrijfstelling controleren of de veiligheidsschakelbeugel voor de
motorstop foutloos functioneert. Als de schakelbeugel wordt losgelaten, dan moeten
motor en mesbalk binnen drie seconden tot stilstand komen.
De beugel moet na het loslaten in elk geval weer in de in de afbeelding „Beschrijving
van de componenten" getoonde positie terugspringen.
Als dit niet het geval is, dan moet dit onmiddellijk door een geautoriseerde
vakwerkplaats gecontroleerd worden.
Verwondingsgevaar!
Als de nalooptijd van het apparaat groter is, het apparaat niet meer gebruiken en naar
een geautoriseerde vakwerkplaats brengen.
Meten van de nalooptijd
Na het starten van de verbrandingsmotor draait het mes en is een windgeluid hoorbaar.
De nalooptijd komt overeen met de duur van het windgeluid na het afzetten van de
verbrandingsmotor, en deze kan met een stopwatch worden gemeten.
Veiligheids- en bescherminrichtingen van de machine mogen niet gemanipuleerd of
gedeactiveerd worden!
Erop letten dat alle bescherminrichtingen zoals voorgeschreven aangebracht en niet
beschadigd zijn!
Olie bijvullen (Afbeelding Y1 )
BELANGRIJK
Schade vermijden! De motor wordt zonder olie geleverd. De motor moet voor het
starten met olie worden gevuld.
Vóór de eerste start motorolie (hoeveelheid en kwaliteit zie technische gegevens) met
een trechter na de peilstok eraf te hebben geschroefd in deze opening gieten.
–
De maaier parkeren op vlakke ondergrond.
–
Olie langzaam in de vulopening gieten. Niet overvullen. Na het vullen van de olie
eerst enkele minuten wachten en dan pas het oliepeil controleren.
De oliepeilstok aanbrengen en vastschroeven.
–
Oliepeil controleren
Meetstaaf eruit nemen. De peilstok afvegen met een schone doek, weer erin
steken en vastschroeven. Dan de peilstok weer uitnemen en het oliepeil aflezen.
De olie moet tot boven aan de Vol-markering (pijl) staan. Eventueel olie bijvullen.
Het oliepeil mag echter niet boven de Vol-markering liggen.
Meetstaaf weer erin zetten en vastdraaien.
–
Na de eerste vulling het bord „NO OIL" (GEEN OLIE) boven aan de motor
verwijderen.
Brandstof invullen
–
Gebruik als tankvulling alleen verse en schone loodvrije standaard brandstof.
Brandstof met maximaal 10% ethanol is acceptabel.
–
Benzinedop losdraaien.
–
Brandstof m. b. v. een trechter tot max. onderkant van de vulpijp invullen.
–
Benzinedop weer aanbrengen en vastdraaien.
10 STARTEN VAN DE MOTOR (AFBEELDING D + E )
De motor mag alleen achter de maaier staande worden gestart. Ga nooit aan de
uitwerpzijde staan!
7
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3