6. Leveringsomvang
De veiligheidsklep bestaat uit:
• Huis in haakse uitvoering
• Veer voor gewenste waarde
• Membranen
• Borgkap met kenmerking
7. Montage
7.1 Montage-instructies
• Veiligheidsklep op het hoogste punt van de warm-
teopwekker of in de onmiddellijke nabijheid ervan
aan de toevoerleiding monteren
• De inbouw moet zo gebeuren, dat
o er zich tussen veiligheidsklep en warmteopwekker
geen afsluitarmaturen, vernauwingen en zeven
bevinden
o een goede toegankelijkheid voor onderhouds- en
servicewerkzaamheden gegarandeerd is
o de veiligheidsklep boven de warmteopwekker is
aangebracht
o er tussen veiligheidsklep en warmteopwekker een
maximaal 1 m lange, rechte verbindingsleiding
met de grootte van de ingangsdiameter is geïn-
stalleerd
• De veiligheidsklep moet zo gemonteerd worden, dat
in ingebouwde toestand geen externe krachten op
de veiligheidsklep werken
• De afblaasleiding moet in de grootte van de afvoer-
diameter van de veiligheidsklep zijn uitgevoerd en
mag niet meer dan twee bochten bezitten en hoog-
stens 2 m lang zijn
• De afblaasleiding moet met verval gelegd zijn
7.2 Montagehandleiding
De veiligheidsklep mag door las- en soldeerwerk-
zaamheden aan de installatie niet oververhit
worden. De veiligheidsklep pas inbouwen na
deze werkzaamheden
6. Buisleiding goed doorspoelen.
7. Membraan-veiligheidsklep inbouwen
o Aansluitingen bij het verbinden aandraaien met
max. 18 Nm. Door te sterk aandraaien kunnen
zich scheuren vormen in het materiaal, hetgeen
tot lekkages in de installatie kan leiden
o Inbouw in horizontale buisleiding met borgkap
naar boven
o Let op de doorstroomrichting
o Spannings- en buigmomentvrij installeren
Honeywell GmbH
NL
8. Afblaasleiding installeren
Verbrandingsgevaar door ontsnappende, hete
vloeistof aan de afblaasopening.
Afblaasleiding zo leggen dat er geen persoonlijke
verwondingen noch materiële schade kunnen
worden veroorzaakt door de ontsnappende vloei-
stof.
De afblaasopening is gekenmerkt door een pijl op
het klephuis.
9. De uitstroming van de afblaasleiding naar een
ontwateringsafvoer of reservoir leiden, dat de hele
inhoud van de installatie kan bevatten
Als het gevaar bestaat dat de afblaasleiding
verstopt raakt of kan bevriezen, een onderbre-
king van de afblaasleiding maken, bijv. door een
trechter. De afvoerleiding van de trechter moet de
dubbele diameter van de ingang van de veilig-
heidsklep hebben.
8. Ingebruikstelling
1. In de buurt van de afblaasleiding of aan de veilig-
heidsklep goed zichtbaar een informatiebord met
het volgende opschrift aanbrengen
Tijdens de verwarming moet om veiligheids-
redenen water uit de afblaasleiding onts-
nappen. Niet afsluiten!
2. Controleren of alle wateraansluitingen waterdicht
zijn
3. Wij raden aan om vóór inbedrijfstelling van de instal-
latie het leidingnet te doorspoelen
13
MU1H-1368GE23 R0609