Gevaar!
Geluid en vibratie
De geluids- en vibratiewaarden werden bepaald
volgens EN 62841.
Geluidsdrukniveau L
pA
Onzekerheid K
........................................... 3 dB
pA
Geluidsvermogen L
WA
Onzekerheid K
.......................................... 3 dB
WA
Draag een gehoorbeschermer.
Lawaai kan aanleiding geven tot gehoorverlies.
Totale vibratiewaarden (vectorsom van drie
richtingen) bepaald volgens EN 62841.
Schroeven zonder klopfunctie
Trillingsemissiewaarde ah ≤ 2,5 m/s
Onzekerheid K = 1,5 m/s
De opgegeven trillingsemissiewaarde is gemeten
volgens een genormaliseerde testprocedure en
kan veranderen naargelang van de wijze waarop
het elektrische gereedschap wordt gebruikt en
in uitzonderingsgevallen boven de opgegeven
waarde liggen.
De vermelde trillingsemissiewaarde kan worden
gebruikt om elektrische gereedschappen onder-
ling te vergelijken.
De vermelde trillingsemissiewaarde kan ook wor-
den gebruikt om voor begin van de werkzaamhe-
den de nadelige gevolgen te beoordelen.
Beperk de geluidsontwikkeling en vibratie tot
een minimum!
•
Gebruik enkel intacte toestellen.
•
Onderhoud en reinig het toestel regelmatig.
•
Pas uw manier van werken aan het toestel
aan.
•
Overbelast het toestel niet.
•
Laat het toestel indien nodig nazien.
•
Schakel het toestel uit als het niet wordt ge-
bruikt.
•
Draag handschoenen.
Voorzichtig!
Restrisico's
Er blijven altijd restrisico's over ook al wordt
dit elektrisch gereedschap naar behoren be-
diend. Volgende gevaren kunnen zich voordo-
en in verband met de bouwwijze en uitvoe-
ring van dit elektrisch gereedschap:
Anl_TH_DY_500_E_SPK9.indb 70
Anl_TH_DY_500_E_SPK9.indb 70
.......................... 82 dB (A)
........................... 93 dB (A)
2
2
NL
1. Longletsels indien geen gepaste stofmasker
wordt gedragen.
2. Gehoorschade indien geen gepaste gehoor-
beschermer wordt gedragen.
3. Schade aan de gezondheid die voortvloeit
uit hand-arm-trillingen indien het toestel lang
zonder onderbreking wordt gebruikt of niet
naar behoren wordt gehanteerd en onder-
houden.
5. Vóór inbedrijfstelling
Controleer of de gegevens vermeld op het ken-
plaatje overeenkomen met de gegevens van
het stroomnet alvorens het gereedschap aan te
sluiten.
Waarschuwing!
Verwijder altijd de netstekker uit het stop-
contact voordat u het gereedschap anders
afstelt.
•
Enkel intacte en gepaste schroeverbits ge-
bruiken.
•
Bij het schroeven in muren en wanden dient
u die op verborgen stroom-, gas- en waterlei-
dingen te controleren.
•
De schroever is voorzien van een klauwkop-
peling. De spil draait pas als de schroef het
werkstuk in wordt gedrukt.
5.1 Afstellen van de indraaidiepte (fi g. 2)
Met de diepteafstelring (2) kan de indraaidiepte
van de schroef in het materiaal in vastklikkende
trappen vooraf worden gekozen.
PLUS-richting:
grotere indraaidiepte
MIN-richting:
kleinere indraaidiepte
De vereiste afstelling bepaalt u best door een
schroef op proef in te draaien. De schroef
wordt vastgehouden door de magnetische ge-
reedschapshouder.
Schroef met het punt hard tegen het vast te
schroeven materiaal drukken tot de indraaidiep-
teaanslag (1) in contact komt met het werkstuk en
de koppeling de transmissie ontkoppeld heeft.
De schaalverdeling (a) dient als grove oriëntatie,
indien de diepte-instelring (2) zich zou verstellen
of als er afwisselend meerdere schroefdieptes
noodzakelijk zijn.
- 70 -
16.03.2018 11:49:52
16.03.2018 11:49:52