DMX512-aansluiting
•
Indien van toepassing, sluit een XLR-kabel aan de vrouwelijke 3-pin XLR-uitgang van een controller (niet
meegelev.) en de andere kant van de mannelijke 3-pin XLR-ingang [2] van de VDPL300QF2. U kunt
verscheidene VDPL300QF2's aan elkaar koppelen met behulp van een seriële koppeling. Gebruik daarvoor
een 2-aderige afgeschermde kabel met XLR ingang- en uitgangsaansluitingen.
•
De maximaal aanbevolen kabellengte is 500 meter, het aanbevolen maximumaantal toestellen op eenzelfde
aansluiting is 32.
•
Een DMX eindweerstand is aanbevolen als de DMX-kabel vrij lang is of wordt gebruikt in een omgeving met
veel elektrische ruis (bv. een discotheek). De eindweerstand voorkomt corruptie van het digitale
controlesignaal door elektrische ruis. De DMX eindweerstand is niets meer dan een XLR-stekker met een
weerstand van 120 Ω van pin 2 naar 3. Deze XLR-stekker wordt dan aangesloten op de XLR-uitgang [1]
van het laatste toestel in de reeks.
7.
Gebruik
De VDPL300QF2 kan in verschillende modi gebruikt worden:
•
standalone (met de ingebouwde microfoon)
•
master-slave
•
met DMX512-sturing.
7.1
Standalone met ingebouwde microfoon
In automatische modus bewegen de leds van de VDPL300QF2 synchroon op het ritme van de muziek via de
ingebouwde microfoon.
Om het toestel in te stellen in standalone:
1. Op het achterpaneel [5], zet DIP schakelaar 9 op ON.
Indien schakelaar 10 eveneens op ON staat, zullen de leds sneller bewegen.
2. Zet alle andere DIP schakelaars op OFF.
3. Indien nodig, regel de gevoeligheid van de ingebouwde microfoon met de regeling [3] op het achterpaneel.
7.2
Master-slave modus
In master/slave-modus kunnen meerdere toestellen verbonden worden met een master-toestel. Alle slave-
toestellen zullen vervolgens synchroon functioneren met het master-toestel.
Plaats een toestel in master-modus en alle andere toestellen in slave-modus.
1. Verbind alle toestellen in serie met DMX-kabels.
2. Kies het eerste toestel in de reeks als mastertoestel. Stel het programma in zoals beschreven in
Standalone met ingebouwde microfoon.
3. Stel op elk van de verbonden slave-toestellen de DIP-schakelaars in als volgt:
Op het achterpaneel [5], zet alle DIP schakelaars op OFF voor normale slave-modus.
o
Op het achterpaneel [5], zet DIP-schakelaar 10 op ON, alle andere schakelaars op OFF voor
o
omgekeerde slave-modus.
7.3
DMX-sturing
•
Alle DMX-gestuurde toestellen hebben een digitaal startadres nodig, zodat het juiste toestel reageert op de
signalen. Dit digitale startadres is het kanaalnummer van waarop het toestel 'luistert' naar het signaal van
de DMX controller. U kunt één enkel startadres gebruiken voor een groep toestellen of u kunt per toestel
een nieuw startadres ingeven.
•
Wanneer u een enkel startadres instelt, zullen alle toestellen 'luisteren' naar hetzelfde kanaal. Met andere
woorden: wanneer u de instellingen voor 1 kanaal verandert, zullen alle toestellen er tegelijk op reageren.
Wanneer u verschillende adressen instelt, dan luistert elk toestel naar een ander kanaal. Met andere
woorden: wanneer u de instellingen van een kanaal verandert, zal enkel het toestel op dat kanaal reageren.
•
In het geval van de 7-kanaals VDPL300QF2, zult u het startadres van het eerste toestel op 1 (CH1~7)
moeten instellen, van het tweede toestel op 8 (1 + 7) (CH8~14), van het derde op 15 (8 + 7) (CH15~21),
enz.
V. 03 – 22/06/2012
VDPL300QF2
10
©Velleman nv