ACCULADER
Model
Oplaadspanning
Gewicht
STANDAARD TOEBEHOREN
1 Batterij (BCL1815) ............................. 2
WH18DFL
2 Acculader (UC18YGL2) ..................... 1
(2LCFK)
3 Plastic doos ....................................... 1
De standaard toebehoren kunnen zonder nadere
aankondiging gewijzigd worden.
EXTRA TOEBEHOREN (los verkrijgbaar)
1. Batterij (BCL1815)
De extra toebehoren kunnen zonder nadere
aankondiging gewijzigd worden.
TOEPASSINGEN
Indraaien en uitdraaien van machineschroeven,
houtschroeven, tapbouten, etc.
Tabel 1
Voor het
laden
Tijdens
opladen
Controlelampje
Na opladen
(rood)
Oververhitting
standby
UC18YGL2
7,2 – 18 V
0,6 kg
Aanduidingen van het controlelampje
Knippert
Brandt ongeveer 0,5 sekonde.
Brandt ongeveer 0,5 sekonde niet.
(Uit voor 0,5 sekonde)
Brandt
Blift branden
Knippert
Brandt ongeveer 0,5 sekonde.
Brandt ongeveer 0,5 sekonde niet.
(Uit voor 0,5 sekonde)
Knippert
Brandt ongeveer 1 sekonde.
Brandt ongeveer 0,5 sekonde niet.
(Uit voor 0,5 sekonde)
INLEGGEN EN UITNEMEN VAN DE BATTERIJ
1. Verwijderen van de batterij
Houd de handgreep goed vast en druk tegen de
accvergrendeling om de batterij te verwijderen (Zie
Afb. 1 en 2).
LET OP:
Sluit de batterij nooit kort.
2. Aanbrengen van de batterij
Plaats de batterij met de polen juist aangebracht
(zie Afb. 2).
OPLADEN
Voor het gebruik van de boor-schroefamachine e.d.
dient de batterij als volgt opgeladen te worden.
1. Sluit het netsnoer van het oplaadapparaat op het
stopkontakt aan.
Wanneer de stekker van de acculader in het
stopcontact wordt gestoken, zal het lampje in rood
knipperen (met tussenpozen van 1 seconde).
2. Steek de batterij in het oplaadapparaat.
Steek de batterij stevig in de oplader, totdat deze
kontakt maakt met de bodem van de oplader. Let
bij het plaatsen van de batterij op de polariteit van
(+) en (–) zoals in Afb. 3 getoond wordt.
OPGELET:
Als de batterijen niet in de juiste richting van (+)
en (–) in de acculader worden aange-bracht, is niet
alleen opladen onmogelijk, maar kunnen er ook
storingen in de acculader ontstaan, zoals vervorming
van het aansluitpunt.
3. Opladen
Wanneer een batterij in de acculader wordt
aangebracht, blijft het lampje continu rood branden.
Wanneer de batterij volledig is opgeladen, gaat het
lampje in rood knipperen (met tussenpozen van 1
seconde) (Zie Tabel 1).
(1) Aanduiding van het lampje
De aanduidingen van het controlelampje zijn zoals
aangegeven in Tabel 1, al naar gelang de toestand
van de oplaadbare batterij of de acculader.
Nederlands
De batterij is oververhit. De
batterij kan niet opgeladen
worden (het opladen wordt
hervat wanneer de batterij
is afgekoeld).
36