•
Gebruik altijd goedgekeurde gehoorbescherming
wanneer u het product gebruikt. Langdurig lawaai
kan gehoorverlies veroorzaken.
•
Draag altijd een veiligheidsbril of gezichtsvizier om
letselgevaar door rondvliegende voorwerpen te
verminderen. Het product is in staat om met grote
kracht voorwerpen, zoals zaagsel, kleine stukjes
hout enz., weg te slingeren. Dit kan leiden tot ernstig
letsel, vooral aan ogen.
•
Draag handschoenen met kettingzaagbescherming.
•
Draag een broek met kettingzaagbescherming.
•
Draag laarzen met kettingzaagbescherming, stalen
neuzen en antislipzolen.
•
Zorg ervoor dat u een EHBO-kit bij de hand hebt.
•
Er kunnen vonken springen vanaf de uitlaatdemper,
geleider en zaagketting of vanaf andere onderdelen.
Zorg dat u altijd een brandblusser en een schop bij
de hand hebt om bosbranden te voorkomen.
Veiligheidsvoorzieningen op het product
•
Zorg ervoor dat u regelmatig
onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het
product.
•
De levensduur van het product neemt toe.
•
Het risico van ongevallen neemt af.
Laat het product regelmatig door een erkende dealer
of een erkend servicepunt controleren, zodat er
aanpassingen en reparaties uitgevoerd kunnen
worden.
•
Gebruik geen product met beschadigde
beschermingsmiddelen. Als het product beschadigd
is, neemt u dan contact op met een erkend
servicepunt.
Stopschakelaar
Start de motor. Controleer of de motor stopt wanneer u
de stopschakelaar in de stop-stand zet.
Gashendelvergrendeling controleren
1. Zorg dat de gashendel (B) is vergrendeld in de
stationaire stand wanneer u de
gashendelvergrendeling (A) ontgrendelt. (Fig. 38)
2. Druk op de gashendelvergrendeling (A) en
controleer of deze teruggaat naar de oorspronkelijke
stand wanneer u hem loslaat.
3. Druk op de gashendel (B) en controleer of deze
teruggaat naar de oorspronkelijke stand wanneer u
hem loslaat.
4. Start de motor en laat de zaag met maximaal
toerental draaien.
5. Laat de gashendel los en controleer of de
zaagketting tot stilstand komt.
6. Als de zaagketting blijft draaien wanneer de motor
stationair draait, controleert u de stelschroef voor
stationair draaien op de carburateur.
246
Beschermkap
De beschermkap voorkomt dat voorwerpen in de richting
van de gebruiker worden geslingerd. De beschermkap
voorkomt ook dat de zaagketting tegen de gebruiker aan
komt.
•
Zorg dat de beschermkap is toegestaan voor gebruik
in combinatie met het product.
•
Gebruik het product niet zonder de beschermkap.
•
Controleer of de beschermkap niet is beschadigd.
Vervang de beschermkap als deze is versleten of
scheuren vertoont.
Brandstofveiligheid
•
Start het product niet als er brandstof of motorolie op
het product aanwezig is. Verwijder de ongewenste
brandstof/olie en laat het product drogen. Verwijder
ongewenste brandstof van het product.
•
Als u brandstof op uw kleding morst, trek dan direct
andere kleding aan.
•
Zorg dat er geen brandstof op uw lichaam terecht
komt, dit kan letsel veroorzaken. Als er brandstof op
uw lichaam terecht komt, verwijder deze dan met
water en zeep.
•
Start de motor niet als u brandstof op het product of
op uw lichaam hebt gemorst.
•
Start het product niet als er sprake is van een
motorlekkage. Controleer de motor regelmatig op
lekkage.
•
Wees voorzichtig met brandstof. Brandstof is licht
ontvlambaar en de dampen zijn explosief. Ze kunnen
letsel veroorzaken of leiden tot de dood.
•
Adem geen brandstofdampen in, dit kan letsel
veroorzaken. Zorg voor voldoende ventilatie.
•
Rook niet in de buurt van de brandstof of de motor.
•
Plaats geen warme voorwerpen in de buurt van de
brandstof of de motor.
•
Vul geen brandstof bij terwijl de motor is
ingeschakeld.
•
Zorg ervoor dat de motor koud is wanneer u
brandstof bijvult.
•
Draai de tankdop langzaam open en laat de druk
voorzichtig ontsnappen voordat u brandstof bijvult.
•
Vul geen brandstof voor de motor bij in een
afgesloten ruimte. Onvoldoende ventilatie kan leiden
tot ernstig letsel of de dood door verstikking of het
inademen van koolmonoxide.
•
Draai de tankdop goed vast, zodat er geen brand
kan ontstaan.
•
Verplaats het product minstens 3 m (10 ft) van de
plaats waar u de brandstoftank hebt gevuld, voordat
u het product start.
•
Doe niet te veel brandstof in de brandstoftank.
•
Zorg dat er geen brandstof wordt gemorst wanneer u
het product of de jerrycan met brandstof verplaatst.
•
Plaats het product of de jerrycan met brandstof niet
op een plaats waar deze wordt blootgesteld aan
277 - 007 - 14.10.2019