OPMERKING:
De cijfers op de aandraaikoppelschaal dienen als een lei-
draad voor het instellen van het gewenste aandraaikoppel.
INEENZETTEN
LET OP:
Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en de
accu ervan is verwijderd alvorens enig werk aan het
gereedschap uit te voeren.
Installeren of verwijderen van de schroefbit of
sokbit (Fig. 10 en 11)
Gebruik uitsluitend de afgebeelde schroefbit of sokbit.
Gebruik nooit andere schroefbits of sokbits.
Om de bit te installeren, trekt u de mof in de richting van
de pijl en dan steekt u de bit zo ver mogelijk in de mof.
Laat daarna de mof los om de bit vast te zetten.
Om de bit te verwijderen, trekt u de mof in de richting van
de pijl en dan trekt u de bit krachtig eruit.
OPMERKING:
Als de bit niet diep genoeg in de mof zit, zal de mof niet
naar zijn oorspronkelijke positie terugkeren zodat de bit
niet goed vast zal zitten. Probeer in zo'n geval om de bit
opnieuw juist erin te steken volgens de bovenstaande
instructies.
BEDIENING
Inschroeven (Fig. 12)
Plaats de punt van de schroefbit in de schroefkop en
oefen druk uit op het gereedschap. Schakel daarna het
gereedschap in. Wanneer de koppeling ingrijpt, zal de
motor automatisch stoppen. Laat daarna de trekschake-
laar los.
LET OP:
Zorg dat de schroefbit recht in de schroefkop zit, omdat
de schroef en/of schroefbit anders beschadigd kunnen
raken.
Toelaatbare aandraaicapaciteiten
(Fig. 13, 14, 15, 16, 17, 18)
Gebruik het gereedschap binnen de toelaatbare aan-
draaicapaciteiten. Als u de capaciteitsgrenzen over-
schrijdt, zal de koppeling niet werken en zal het
aandraaikoppel te laag zijn.
OPMERKING:
• De draaiingshoek is de hoek waarbij een schroef/bout
draait wanneer het gereedschap tussen 51% en 100%
van het gewenste koppel bereikt.
• Bij gebruik van een accu op lage temperatuur, kunnen
het waarschuwingslampje en de zoemer soms een
waarschuwing voor te laag accuvermogen geven zodat
het gereedschap onmiddellijk zal stoppen. In dit geval
kan het aandraaicapaciteitsbereik lager zijn dan het
hierboven opgegeven bereik, ook wanneer een opgela-
den accu wordt gebruikt.
30
ONDERHOUD
LET OP:
Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld en
de accu is losgekoppeld voordat u begint met inspectie of
onderhoud.
Vervangen van koolborstels
Verwijder en controleer regelmatig de koolborstels. Ver-
vang de koolborstels wanneer ze tot aan de limietmarke-
ring versleten zijn. Houd de koolborstels schoon, zodat
ze gemakkelijk in de houders glijden. Beide koolborstels
dienen gelijktijdig te worden vervangen. Gebruik uitslui-
tend gelijksoortige koolborstels. (Fig. 19)
Gebruik een schroevendraaier om de kappen van de
koolborstelhouders te verwijderen. Haal de versleten
koolborstels eruit, schuif de nieuwe erin, en zet daarna
de kappen weer goed vast. (Fig. 20)
Om de VEILIGHEID en BETROUWBAARHEID van het
gereedschap te verzekeren, dienen alle reparaties,
onderhoudsbeurten of afstellingen te worden uitgevoerd
bij een erkend Makita Servicecentrum of Fabriekservice-
centrum, en dit uitsluitend met gebruik van Makita ver-
vangingsonderdelen.
ACCESSOIRES
LET OP:
Deze accessoires of hulpstukken worden aanbevolen
voor gebruik met het Makita gereedschap dat in deze
gebruiksaanwijzing is beschreven. Bij gebruik van
andere accessoires of hulpstukken bestaat er gevaar
voor persoonlijke verwonding. Gebruik de accessoires of
hulpstukken uitsluitend voor hun bestemd doel.
Wenst u meer bijzonderheden over deze accessoires,
neem dan contact op met het plaatselijke Makita service-
centrum.
• Automatisch opfrisadapter
• Instelgreep
• Beschermer
• Handgreepbasisset
• Handgreep 37
• Diverse types originele Makita accu's en acculaders