Camera monteren
• Schroef de steekverbindingen van de verbindingskabels ter bescherming tegen het indringen
van water (afb. e, pagina 7) vast.
• Let er bij het leggen van de kabels op dat deze
– niet te zeer worden geknikt of verdraaid,
– niet langs randen schuren,
– niet zonder bescherming door doorvoeren met scherpe randen worden gelegd (afb. 3,
pagina 4).
• Bevestig de kabel veilig in het voertuig om verstrikken (gevaar om te vallen) te vermijden. Dit
kan gebeuren door kabelbinders, isolatieband of door vastplakken met lijm.
• Bescherm iedere doorvoer aan de buitenkant d.m.v. geschikte maatregelen tegen het
binnendringen van water, b. v. door de kabel met afdichtingspasta aan te brengen en door
de kabel en de doorvoertule in te spuiten met afdichtingspasta.
I
INSTRUCTIE
Begin met het afdichten van de doorvoeren pas, nadat alle instelwerkzaamheden aan
de camera zijn afgesloten en de benodigde lengtes van de aansluitkabels vastliggen.
8
Camera monteren
8.1
Benodigd gereedschap
Voor inbouw en montage heeft u de volgende gereedschappen nodig:
• Set boren (afb. 1 1, pagina 3)
• Boormachine (afb. 1 2, pagina 3)
• Schroevendraaier (afb. 1 3, pagina 3)
• Set ring- of steeksleutels (afb. 1 4, pagina 3)
• Maatstaf (afb. 1 5, pagina 3)
• Hamer (afb. 1 6, pagina 3)
• Center (afb. 1 7, pagina 3)
Voor de elektrische aansluiting en de controle daarvan heeft u de volgende hulpmiddelen
nodig:
• Diodetestlamp (afb. 1 8, pagina 3) of voltmeter (afb. 1 9, pagina 3)
• Isolatieband (afb. 1 11, pagina 3)
• Evt. kabeldoorvoertulen
Voor het bevestigen van de kabels hebt u evt. nog meer kabelbinders nodig.
80
CAM60ADR
NL