geprogrammeerde kleuren selecteren. Een mu-
NL
zieksturing is in deze modus niet mogelijk.
muziekgestuurde kleurwisselingsprogrammaʼs
– De LED van de toets MODE knippert lang-
zaam –
Met de toets FUNCTION kunt u tussen vijf ver-
schillende kleurwisselingsprogrammaʼs selecte-
ren. Zonder muzieksignaal wisselt het apparaat
naar langzame kleurovergang. De verschillende
programmaʼs zijn alleen bij gebruik van meer-
dere CPL-3DMX-apparaten zichtbaar.
Kleurovergangsmodus
– De LED van de toets MODE knippert snel –
Met de toets FUNCTION stelt u de overgangs-
snelheid voor kleuren in op langzaam, matig of
snel in. Een muzieksturing is in deze modus niet
mogelijk.
6 Bediening via een lichtregelaar
Voor de bediening via een lichtregelaar met DMX512-
protocol (b.v. DMX-1440 of DMX-510USB van "img
Stage Line") beschikt de CPL-3DMX over vier DMX-
besturingskanalen. De functies van de kanalen en de
DMX-waarden vindt u terug in hoofdstuk 7.1 op pa-
gina 23.
6.1 DMX-aansluiting
Voor het aansluiten van het DMX-apparaat zijn er
3-polige XLR-connectoren met volgende penconfigu-
ratie beschikbaar:
pen 1 = massa, 2 = DMX-, 3 = DMX+
Voor de aansluiting moeten speciale kabels voor hoge
gegevensstromen worden gebruikt. Normale afge-
schermde microfoonkabels met een leidingdiameter
van ten minste 2 × 0,22 mm
lijke capaciteit zijn alleen bij een totale kabellengte tot
100 m aan te bevelen. Bij kabellengten vanaf 150 m
wordt in principe aanbevolen om een DMX-ophaalver-
sterker tussen te schakelen (b.v. SR-103DMX van
"img Stage Line").
1) Verbind de DMX-ingang (5) met de DMX-uitgang
van de lichtregelaar.
2) Verbind de DMX-uitgang (6) met de DMX-ingang
van de volgende CPL-3DMX of van het volgende
lichteffectapparaat. Verbind de uitgang hiervan op-
nieuw met de ingang van het nageschakelde appa-
raat etc., tot alle lichteffectapparaten in een ketting
zijn aangesloten.
3) Sluit de DMX-uitgang van het laatste DMX-apparaat
in de ketting af met een weerstand van 120 Ω
(> 0,3 W): Soldeer de weerstand vast aan de pinnen
2 en 3 van een XLR-stekker en plug de stekker in de
DMX-uitgang, of gebruik een overeenkomstige
afsluitstekker (b.v. DLT-123 van "img Stage Line").
22
2
en een zo gering moge-
6.2 Het startadres instellen
Om de CPL-3DMX met een lichtregelaar te kunnen
bedienen, moet het DMX-startadres voor het eerste
DMX-kanaal worden ingesteld. Als b.v. op het bestu-
ringsapparaat het adres 17 voor regeling van het rood-
aandeel is voorzien, stel dan op de LED-3DMX het
startadres 17 in. De DMX-kanalen 2 – 4 zijn dan auto-
matisch aan de drie volgende adressen toegewezen
(in dit voorbeeld 18 – 20). Als volgend mogelijk start-
adres voor het volgende DMX-gestuurde apparaat zou
in dit voorbeeld het adres 21 kunnen worden gebruikt.
Na het instellen van het startadres kunt u de CPL-
3DMX via het DMX-besturingsapparaat bedienen.
Zodra de DMX-signalen worden ontvangen, knippert
de rode controle-LED (1) gelijkmatig.
6.2.1 Automatische adresinstelling
Deze methode wordt aanbevolen, als u meerdere
CPL-3DMX-apparaten gebruikt en als het eerste licht-
effectpaneel het startadres 1 moet krijgen:
1) Plaats op alle CPL-3DMX-apparaten alle DIP-scha-
kelaars (2) in de onderste stand (OFF).
Figuur 4 automatische instelling: alle schakelaars op OFF
2) Verbind alle CPL-3DMX-apparaten via de aanslui-
tingen DMX INPUT (5) en DMX OUTPUT (6) met
elkaar (
hoofdstuk 6.1) en schakel ze in.
3) Houd op het eerste CPL-3DMX-apparaat (dat direct
op de lichtregelaar is aangesloten) de toets AUTO
DMX ADDRESS (3) vijf seconden lang ingedrukt tot
de aangesloten LEDʼs uitgaan.
Even later lichten de LEDʼs opnieuw op. Het startadres
van eerste CPL-3DMX is nu ingesteld op 1. De start-
adressen van de volgende CPL-3DMX-apparaten zijn
telkens op het volgende vrije DMX-adres ingesteld:
2de apparaat op adres 5
3de apparaat op adres 9
4de apparaat op adres 13
5de apparaat op adres 17 etc.
6.2.2 Handmatige adresinstelling
Het startadres wordt als binair getal met de DIP-scha-
kelaars nr. 1 – 9 (2) ingesteld. Het adres wordt beko-
men door de plaatswaarden op te tellen van de scha-
kelaars die in de stand ON staan. (Schakelaar nr. 10
heeft geen functie.)
Voorbeelden voor startadressen 1, 6 en 104:
Figuur 5 Startadres 1: schakelaar nr. 1 op ON
Plaatswaarde
Schakelaarnummer