2.2
REGELMAAT VAN INSPECTIES: Valstopapparaten moeten "vóór elk gebruik" worden geïnspecteerd door de bevoegde
persoon
of reddingswerker
1
deskundige
dan de gebruiker. Er mag niet meer dan een jaar tussen de inspecties liggen. Extreme condities (een
3
bijzonder zware omgeving, langdurig gebruik, etc.) kunnen vragen om regelmatigere inspecties door een deskundige. De
inspectieprocedures zijn beschreven in het 'Inspectie- en onderhoudslogboek' (tabel 2). De resultaten van de inspectie door
de deskundige moeten worden opgeslagen in het "Logboek voor inspectie en onderhoud" of met het i-Safe™ systeem (zie
sectie 5).
2.3
NORMAAL GEBRUIK: Bij normaal gebruik kan de gehele lengte van de reddingslijn zonder onregelmatigheden
uit- en intrekken wanneer de medewerker met normale snelheid beweegt. Wanneer er een val plaatsvindt, zal het
snelheidsgevoelige remsysteem geactiveerd worden. Daardoor wordt de val gestopt en wordt veel van de vrijgekomen
energie geabsorbeerd. Tijdens normale werkzaamheden dienen plotselinge of snelle bewegingen vermeden te worden:
hierdoor kan het valstopapparaat vergrendeld worden. Voor valpartijen die zich voordoen terwijl de reddingslijn bijna
helemaal is uitgetrokken, is een reservereddingslijn of energieabsorberende inrichting opgenomen, zodat de valstop een
beperkte impact heeft. Is het valstopapparaat onderworpen geweest aan valstopkrachten: neem het uit dienst, markeer
het als "ONBRUIKBAAR", inspecteer en onderhoud het volgens de instructies in de secties 5 en 6.
2.4
LICHAAMSONDERSTEUNING: Een volledig lichaamsharnas moet worden gebruikt met de zelfi ntrekbare lijn. Het
verbindingspunt van het harnas moet boven het zwaartepunt van de gebruiker liggen. Een lichaamsgordel is niet
toegestaan voor gebruik met het valstopapparaat. Als een val plaatsvindt met een lichaamsgordel, kan deze onbedoeld
losschieten en mogelijk fysiek letsel veroorzaken door onjuiste lichaamsondersteuning.
2.5
COMPATIBILITEIT VAN COMPONENTEN: Tenzij anders aangegeven, is Capital Safety-apparatuur ontworpen voor
gebruik met alleen door Capital Safety goedgekeurde onderdelen en subsystemen. Substituties of vervangingen door
middel van niet-goedgekeurde onderdelen of subsystemen kunnen de compatibiliteit van apparatuur in gevaar brengen en
kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid van het volledige systeem beïnvloeden.
BELANGRIJK:
Lees en volg de instructies van de fabrikant voor onderdelen en subsystemen van uw persoonlijke
valstopsysteem.
2.6
COMPATIBILITEIT VAN CONNECTORS: Connectors worden als compatibel met verbindende elementen beschouwd
wanneer deze zijn ontwikkeld om op een dusdanige manier samen te werken dat de maten en vormen, ongeacht hun
oriëntatie, geen onbedoeld opengaan van snappermechanismen veroorzaken. Neem contact op met Capital Safety als u
vragen hebt over compatibiliteit.
Verbindingen die worden gebruikt om de SRL aan te hangen, moeten voldoen aan EN362. Connectors moeten compatibel
zijn met de verankering of andere systeemcomponenten. Gebruik geen apparatuur die niet compatibel is. Verbindingen
die niet compatibel zijn, kunnen onbedoeld losraken (zie fi guur 4). Connectors moeten compatibel zijn qua grootte,
vorm en sterkte. Zelfvergrendelende karabijnhaken en karabiners zijn vereist. Als het verbindingselement waaraan de
karabijnhaak (als in de fi guren) of karabiner bevestigd wordt, te klein of onregelmatig van vorm is, kan er een situatie
optreden waarbij het verbindingselement kracht uitoefent op de opening van de karabijnhaak of karabiner (A). Door deze
kracht kan de opening (B) opengaan, waardoor de karabijnhaak of karabiner kan losraken van het verbindingspunt (C).
2.7
VERBINDINGEN AANLEGGEN: Er mogen alleen zelfvergrendelende karabijnhaken en karabiners met deze apparatuur
gebruikt worden. Zorg ervoor dat de verbindingen qua grootte, vorm en sterkte bij elkaar passen. Gebruik geen
apparatuur die niet compatibel is. Controleer of alle verbindingen volledig gesloten en vergrendeld zijn. Capital Safety-
verbindingen (karabijnhaken en karabiners) zijn ontwikkeld om alleen gebruikt te worden zoals in de gebruikersinstructies
van elk product vermeld staat. Zie fi guur 5 voor voorbeelden van onjuiste verbindingen. Verbind karabijnhaken of
karabiners niet:
A.
Aan een D-ring waaraan al een andere verbinding bevestigd is.
B.
Op een manier waardoor er een belasting op de gate komt te staan.
OPMERKING: Musketonhaken met een grote halsopening mogen niet worden verbonden met standaardformaat
D-ringen of vergelijkbare voorwerpen. Dit resulteert in een belasting van de snapper als de haak of D-ring draait,
tenzij de musketonhaak is voorzien van een snapper die geschikt is voor een 3.600 lb (16 kN)-gate. Controleer de
markering op uw musketonhaak en ga na of deze geschikt is voor uw toepassing.
C.
Bij een onjuiste aankoppeling, waarbij onderdelen die uitsteken buiten de nok van de karabijnhaak of karabiner op de
D-ring haken en zonder visuele bevestiging volledig aangekoppeld lijken te zijn aan het verankeringspunt.
D.
Aan elkaar.
E.
Direct aan singelband of touwlijn of tie-back (tenzij de instructies van de fabrikant dat voor zowel de lijn als de
connector specifi ek toestaan).
F.
Aan elk object dat een zodanige vorm of dimensie heeft dat de karabijnhaak of karabiner niet dicht en op slot kan
gaan, of daar waar uitrollen kan optreden.
G.
Op een manier die de verbinding onder belasting geen correcte positie laat innemen.
1 Bevoegd persoon:
Een persoon die door de werkgever aangewezen is om werk uit te voeren op een locatie waar de persoon blootgesteld wordt aan een
valrisico.
2 Redder:
Een ander persoon of andere personen dan de te redden persoon, die optreedt of optreden om een geassisteerde redding uit te voeren door middel van
een reddingssysteem.
3 Deskundige:
Een persoon die door zijn werkgever is aangeduid als verantwoordelijke voor de directe supervisie, uitvoering en opvolging van het door de
werkgever beheerde programma voor valbescherming die op basis van zijn opleiding en kennis in staat is de bestaande en potentiële valrisico's te identifi ceren, te
evalueren en aan te pakken, en die van de werkgever de bevoegdheid heeft gekregen om onmiddellijk corrigerende maatregelen te nemen in verband met dergelijke
risico's.
(zie tabel 2). Eventueel kan het apparaat ook worden beoordeeld door een andere
2
65