De davitrac-kraan mag alleen worden geïnstalleerd op
Tractel
-basissteunen die geschikt zijn voor davitrac.
®
. . .
et op etten van avit ac op i n
pe
anente a e
•
stalleer da itrac
• Verwijder de borgpen voor het scharnier van de giek
. 3.
e o t re del de poot om de da itrac
giek uit te klappen
• Ontgrendel het transportvergrendelingssysteem van
de giek
• Plaats de schoor op de davitrac-mast op de beoogde
locatie
. 3.c
• Vergrendel de schoor aan de mast met de borgpen
voor het scharnier van de giek (L)
• Steek de borgpen in het gat aan het uiteinde van de
scharnierstang van de giek (L)
K G Monteer, afhankelijk van de
basis, de borgpen voor het draaien van de mast (P)
.3.c).
da itrac is u op i
plek
. . .
e avit ac
en
el ta ili e en e a i in talle en.
• Installeer de zelfstabiliserende basis in de richting
a het werk e ied
. .a
• Pas de breedte van de basis aan met behulp van de
instelbare borgpen op de verwijderbare poten. Om dit
te doen, verwijdert u de veiligheidspin en vervolgens de
borgpen en selecteert u de gebruikspositie voor elke poot.
Plaats de orpe e e
De voet van de zichzelf stabiliserende mobiele
basissteun moet op ten minste 20 cm afstand van de
ra d a het at worde
• Stel de vier mechanismen zodanig af dat de centrale
basis en de twee poten zich in een horizontaal vlak
e i de
. .c
•
stalleer da itrac
• Verwijder de borgpen voor het scharnier van de giek
. 3.
e o t re del de schoor om de da itrac
giek uit te klappen
• Ontgrendel het transportvergrendelingssysteem van
de giek
• Plaats de schoor op de davitrac-mast op de beoogde
locatie
. 3.c
• Vergrendel de schoor aan de mast met de borgpen
voor het scharnier van de giek (L)
• Steek de borgpen in het gat aan het uiteinde van de
scharnierstang van de giek (L)
• Monteer de vergrendelingspen voor het draaien van
de mast P,
. 2
. 3.c
da itrac is u op i
plek
. . avit ac e onte en
De operator moet eerst worden beschermd tegen het
risico op vallen voordat er demontagewerkzaamheden
worden uitgevoerd.
. 3.a i ee Tractel
-basis
®
. 3.c .
aan en e
eili heidspi teru
. .
eplaatst.
. a .
. 3.a i ee Tractel
-basis
®
. 3.c .
Om davitrac van zijn basis te halen, verwijdert u de
consoles en systemen die op davitrac zijn geïnstalleerd
K G Verwijder, afhankelijk van de
basis, de borgpen voor het draaien van de mast (P)
. 3.c .
• Verwijder de vergrendelingspen uit het gat aan het
uiteinde van de scharnierstang van de giek (L)
• Verwijder de borgpen voor het scharnier van de giek
. 3.
e o t re del de poot om de da itrac
giek in te klappen
• Vergrendel
de
giek
transportvergrendelingssysteem van de giek
• Haal davitrac uit de basis
da itrac is u op e ouwe e klaar oor tra sport
. . en con ole aan e avit ac
onte en
K G de davitrac-mast kan worden
uitgerust met een verscheidenheid aan systemen
middels een Tractel
davitrac-console voor blocfor™
®
R - caRol™ - scafor™ R.
Als er slechts
systeem wordt e stalleerd, moet dit
aan de achterzijde van de mast worden geïnstalleerd:
• Een scafor™ R- of caRol™-takel wordt in de hoogste
positie eplaatst
. 4.a
• De blocfor™ R-valbeveiliger wordt in de laagste
positie eplaatst
. 4.
Als er meerdere systemen worden geïnstalleerd,
moeten deze als volgt worden geïnstalleerd:
• Een scafor™ R- of caRol™-takel wordt in de hoogste
postitie eplaatst, aa de achter i de a de mast
• De blocfor™ R-valbeveiliger wordt in de laagste positie
eplaatst, aa de oorka t a de mast
r is ee a dere co
uratie toe estaa .
Zodra davitrac op zijn plek is en is uitgevouwen.
1.
o teer de co sole op de da itrac mast
Elke console heeft een positioneringsstang die
voorkomt dat het gekozen systeem verkeerd wordt
ingesteld. Elke console móet worden bevestigd met
de twee stangen die zijn verbonden met de console.
Opmerking: Het is ten strengste verboden om de
verankeringsconsole die bij het systeem is geleverd
op welke manier dan ook te wijzigen.
2. Kies de gaten op de mast die overeenkomen met
de gaten in de console en zet deze vast met de
orpe
e
.
.
3. Vergrendel de console met de borgpennen en
veiligheidspinnen die zijn bevestigd aan de console
.
.
aan
de
mast
met
het
. 3.c .
a t
. 4.c
. 4.c
.
53
NL
.