GEBRUIKSAANWIJZING
PROFILUX 200 – 400 - 600
Let op:
Voor de éérste ingebruikname en na een periode
van 3 maanden de flitser niet gebruikt te hebben dient
u de flits-elco's te formeren.
Dit gaat als volgt:
1. Apparaat aanzetten.
2. Apparaat op 1/1 (vol) vermogen instellen.
3. Apparaat NIET afflitsen!!!
4. Apparaat in deze toestand een uur aan laten staan.
5. Het instellicht NIET inschakelen.
Na een uur zijn de flits-elco's geformeerd, en kan
het apparaat in gebruik genomen worden.
1. Basis uitrusting
Flitser met verwisselbare flitsbuis, halogeen
instellamp met bajonet-voet B 15 d, netkabel,
synchronisatiekabel, beschermkap en reserve
zekering.
2. Toebehoren
Diverse verwisselbare reflectoren, softboxen,
opvouwbare softboxen, honingraatfilters, paraplu's,
kleppenvoorzetstuk, tubus, fresnellens en statieven.
(Zie ook de systeemtekening op de achterzijde).
3. Opbouw
De flitsers zijn uitgerust met een 5/8" aansluiting (11)
met vergrendelschroef (16). Deze past op alle
statieven met 5/8" aansluitbus. Er is een adapter
(MA151) voor statieven zonder deze 5/8" aansluitbus
leverbaar.
Het apparaat kan na het losdraaien van de
vergrendeling (10) met handgreep (2) voor- en
achterover gekanteld worden. Rechtsom draaien
vergrendelt deze weer.
4. Bedrijfsgereed maken
Instellamp plaatsen (zie punt 12). Controleer of de
flitsbuis correct in de flitser geplaatst is. Netkabel
aansluiten in bus (8) aan de onderzijde van de flitser.
Het apparaat d.m.v. de groene hoofdschakelaar (6)
aanzetten. De groene LED boven de hoofdschakelaar
licht op.
Tijdens het laden van de flitser brandt de LED (15)
zwak, brandt de LED (15) permanent fel dan is de
flitser geladen.
Functies van LED (15):
brandt zwak:
flitser wordt geladen
brandt niet:
ontladen (van hoger naar lager
vermogen) of de thermostaat is
automatisch ingeschakeld
(punt 14)
brandt fel,
eerst kortstondig: flitser is flitsgereed
5. Netaansluiting
De flitsers worden van fabriekswege op 220 -
240 V / 50 - 60 Hz. of 110 - 130 V / 50 - 60 Hz.
wisselspanning ingesteld. Voor gebruik con-
troleren of de netspanning overeenkomt met de
gegevens op het typeplaatje (17).
16
All manuals and user guides at all-guides.com
6. Het inschakelen van het instellicht
Na het omschakelen van de hoofdschakelaar (6) kan
het halogeen instellicht met de gele schakelaar (7)
ingeschakeld worden. De LED boven schakelaar (7)
gaat branden. De lichtsterkte van het instellicht is
proportioneel aan het ingestelde flitsvermogen.
Profilux – flitser met 220 - 240 V:
De Profilux 200 is standaard voorzien van een 75 W.
instellamp, de Profilux 400 van en 150 W. en de
Profilux 600 standaard van een 250 W. instellamp.
Binnen de Profilux serie kunnen de halogeen lampen
zonder technische aanpassingen gewijzigd worden.
Op speciaal verzoek is ook een 250 W. halogeenlamp
leverbaar die in alle drie de modellen geplaatst kan
worden. Ook deze halogeenlamp behoeft geen
aanpassing van de zekering en heeft 2000 branduren.
Profilux – flitser met 110 - 130 V:
Alle 110 / 130 V. flitsers zijn uitgerust met een
halogeenlamp 120 V / 200 W, lampvoet GX6,35. Deze
halogeenlamp vereist een eigen zekering F 2 A, die
in het voorste gedeelte van het apparaat onder-
gebracht is (24) zo ook het pyrex-beschermglas (25).
Wisselen van het beschermglas zie punt 15.
7. Vermogensregeling
Met draaiknop (4) wordt het flitsvermogen van ca.
12,5% tot 100% traploos ingesteld (4 diafrag-
mawaarden zijn instelbaar).
Flits- en halogeeninstellicht worden in een vaste
verhouding tot elkaar ingesteld (proportioneel).
Bij het instellen van een hogere naar een lagere
lichtopbrengst wordt de overtollige energie binnen
het apparaat direct en veilig afgebouwd, LED (15)
brandt gedurende deze tijd NIET.
8. 100% instellicht
Met schakelaar (12) kan het halogeeninstellicht
onafhankelijk van de ingestelde waarde (knop 4) op
de volle (100%) lichtopbrengst ingesteld worden. De
LED boven schakelaar (12) brandt groen.
9. Optische- en akoestische flitscontrole
De flitser beschikt over een optische of akoestische
flitscontrole, die d.m.v. schakelaar (13) om te
schakelen is.
Als deze ingeschakeld is (LED brandt) gaat het
instellicht na de flits gedurende een korte tijd uit, als
controle of alle flitsers geflitst hebben. Zodra de flitser
weer is opgeladen gaat het instellicht weer branden.
Bij gebruik van meerdere flitsers is zo gemakkelijk
vast te stellen of alle flitsers meegeflitst hebben.
Bij uitschakeling (LED brandt NIET) is een kort signaal
hoorbaar als de flitser weer opgeladen is.
10. Flitssynchronisatie
Synchronisatiekabel in bus (17) aan de onderzijde van
de flitser steken en met de camera verbinden.
Meerdere flitsers worden door middel van de fotocel
(3) automatisch draadloos ontstoken. Deze fotocel is
ook infrarood gevoelig.
11. Wisselen van de reflectoren
De verschillende reflectoren worden d.m.v. een
bajonet-vatting op de flitser gemonteerd. Met handel
(1) kan de reflector in de bajonet (23) vergrendeld