Informatie van het voorbeeld
De locomotiefserie 246 en 285 zijn beide uit de TRAXX-fami-
lie afkomstig. Bombardier heeft onder deze naam een serie
locomotieven ondergebracht die allemaal opgebouwd zijn
rond dezelfde locomotiefopbouw. Het gaat daarbij over het
algemeen om elektrische of diesel-elektrische locomotieven
voor reizigerstreinen en middelzware goederentreinen. De
serie 246, die door Bombardier als TRAXX P 160 DE te boek
staat, is bedoeld voor reizigerstreinen, terwijl de serie 285
(TRAXX F 140 DE) ontworpen is als goederentreinlocomotief.
De verschillen zijn voornamelijk te vinden in de aandrijving
(holle assen aandrijving in de personentreinlocomotief en
klauw-lagermotoren in de goederentreinlocomotief).
Ook de locomotiefopbouw is bijvoorbeeld vergelijkbaar met
de serie 185. Alleen het dak is aangepast aan de aandrijf-
techniek. Voor de serie 246 konden 70% van de benodigde
delen uit het bestaande onderdelenbestand van de TRAXX-
familie gebruikt worden.
Tot september 2009 waren er door de LNVG (Landesnah-
verkehrsgesellschaft Niedersachsen) 11 machines besteld,
die echter in de tussentijd aan de Metronom-Eisenbahnge-
sellschaft doorgegeven werden. Deze worden voornamelijk
ingezet in het regionaal-sneltreinverkeer die de steden
Hamburg en Bremen, alsmede Hamburg en Uelzen met
elkaar verbinden.
4
Informaciones sobre el modelo real
Las dos series 246 y 285 son locomotoras adicionales de la fami-
lia TRAXX.Bajo este nombre, Bombardier ha agrupado una serie
completa de locomotoras, todas las cuales presentan la misma
construcción modular.En su totalidad, se trata de locomotoras
eléctricas o diésel-eléctricas para trenes de viajeros o trenes
mercancías semipesados.La serie BR 246, cuya designación en
Bombardier es TRAXX P 160 DE, ha sido concebida para trenes
de viajeros, mientras que la serie BR 285 (TRAXX F 140 DE) ha
sido concebida como locomotora para trenes mercancías.Las
diferencias están predominantemente en la propulsión (trans-
misión de árbol hueco en la locomotora para trenes de viajeros
y motores de suspensión elástica en la locomotora para trenes
mercancías).
También la caja de la locomotora se asemeja, p. ej., a la serie
BR 185.La única diferencia es que el techo ha sido adaptado de
manera acorde al diseño conceptual de la propulsión.Para la
serie BR 246 fue posible incorporar hasta el 70 % de las piezas
del surtido de piezas existente de la familia TRAXX.
La LNVG (compañía de regional de transporte de cercanías de la
Baja Sajonia) había realizado hasta septiembre de 2009 pedidos
de un total de 11 máquinas, las cuales, entre tanto, habían
sido transferidas a la compañía ferroviaria Metronom y, en su
mayor parte, enlazan al frente de trenes rápidos regionales las
ciudades de Hamburgo y Bremen así como Hamburgo y Uelzen.