opbergvakje sluiten en de hoofdsteun hoger zetten.
De harnasverbinding moet voor toekomstig gebruik op een veilige plaats worden bewaard.
De hoofdsteun moet zo worden afgesteld dat de schoudergordels zich op dezelfde hoogte
bevinden als de schouders van het kind. De gordels mogen niet te hoog zijn (op de oorlijn
of zelfs hoger) en ook niet te laag (bijvoorbeeld achter de rug van het kind).
Zie: afb. 7.
A – te laag
AANPASSING VAN DE ZITHOEK
Het stoeltje kan worden ingesteld op vier verschillende hellingshoeken (afb. 11).
Om het stoeltje te kantelen, pakt u de hendel (L) tussen de zitting en het onderstel vast en
stelt u de gewenste hoek in (afb. 10).
Groep I
Positie 1 – 4
VERWIJDERING VAN DE BEKLEDING
1.
De 5-puntsgordels van het stoeltje verwijderen (ZIE: VERWIJDERING VAN
VEILIGHEIDSGORDELS).
2.
Verwijder de bekleding van de basis, de rugleuning en vervolgens de hoofdsteun door
de rubberen clips te verschuiven en te verwijderen.
Om de bekleding opnieuw aan te brengen, herhaalt u de bovenstaande stappen in omgekeerde
volgorde.
LET OP: Gebruik het stoeltje nooit zonder de bekleding.
MONTAGE
Met behulp van de auto veiligheidsgordels
Groep I (9 – 18 kg)
Het kind wordt vastgemaakt met veiligheidsgordels.
1.
Zet het stoeltje op de bank van de auto.
2.
Trek aan de auto veiligheidsgordel (afb. 12).
3.
Haal het schoudergedeelte van de gordels door de schoudergordelgeleider (P).
4.
Haal het heupgedeelte van de gordel door de heupgordelgeleider (M).
5.
Leid de gordels onder het reductie inlegstuk van het stoeltje en het rugleuningmateriaal (afb. 13).
NL
B – te hoog
Groep II, III
Positie 1
‑ 72 ‑
C – ideale schoudergordelhoogte