2. Installatie-instructie
2.1 Installatie
Controleer
het
volgende
terugstroombeveiliging te installeren:
• Het BA apparaat moet gemakkelijk toegankelijk zijn voor
inspectie, onderhoud en vervanging van defecte onderdelen
• Er moeten controlepunten worden voorzien om het systeem
zonder problemen te kunnen testen
• Het apparaat mag niet worden geïnstalleerd in gebieden
waar gevaar voor overstromingen bestaat
• Het moet worden geïnstalleerd in een geventileerde ruimte
(niet-verontreinigde omgeving)
• Het leegloopsysteem moet in staat zijn om het afvoerdebiet
op te vangen
• Het moet tegen vorst en extreme temperaturen worden
beschermd
• Het moet horizontaal met de afvoeropening naar onder
gericht worden gemonteerd
• De trechter, met luchtspleet, moet op de afvoerleiding
worden aangesloten
• Het kan uitsluitend worden gebruikt voor mogelijke
terugstroming die de afvoercapaciteit niet overschrijdt
Het beveilgingsapparaat moet door een gekwalificeerd
technicus worden geïnstalleerd.
2.2 Inbedrijfstelling
1. De stroomopwaartse leidingen doorspoelen en volledig
aftappen alvorens de BA terugstroombeveiliging met
accessoires te installeren.
2. De BA terugstroombeveiliging met de accessoires als volgt
in de stroomrichting installeren:
• Stroomopwaarts: een type SOCLA of gelijkwaardige
vlinderklep,
• Tussen de bovenstroomse klep en het apparaat: een type
Socla Y333P of gelijkwaardige filterzeef met aftapkraan.
• Stroomafwaarts: een type Socla of gelijkwaardige vlinderklep.
Volg het onderstaande installatieschema:
Plafond, gewelf, balk, enz.
Celling, vault, beam...
Inlaat
Watter
waterleiding
supply
inlet
Grond, vloer, loopbrug, enz.
Ground, oor, walkway
Sever
Drain
Afvoer
Rioleringskanaal
conduit
26
alvorens
de
LT
Interne verdeling
Distribution
ØF
Het beveiligingssysteem moet worden gemonteerd zonder
de inlaat- en uitlaatfittingen te forceren
BA
3. Monteer de trechter op de BA terugstroombeveiliging. Hij
is ontworpen om te worden aangesloten op een buis (bijv.
PVC afvoerbuis) met een buitendiameter die gelijk is aan
de aangegeven diameter (zie
2.3 Watterinlaat
Tijdens het vullen met water:
• Met de bovenstroomse en onderstroomse kleppen
gesloten,
• De bovenstroomse klep langzaam openen, om het BA
beveiligingssysteem geleidelijk op druk te brengen,
• De kraan Nr. 1 en vervolgens kranen 2 en 3 respectievelijk
openen en sluiten om de BA terugstroombeveiliging af te
tappen,
• De benedenstroomse klep langzaam openen, om het BA
beveiligingssysteem geleidelijk in bedrijf te stellen.
Nadat het BA beveiligingssysteem in bedrijf is gesteld:
• Zorgt het ervoor dat aan de benedenstroomse
waterbehoefte wordt voldaan
• Beschermt het de bovenstroomse leiding tegen het risico
van verontreiniging
VOORZORGSMAATREGELEN:
• In geval van een bovenstroomse aftakking in de
zone vlak voor de terugstroombeveiliging, moet een
keerklep geïnstalleerd worden tussen de aftakking en de
terugstroombeveiliging.
Doorgang: geschikte
afstand voor
Passage :
onderhoudswerkzaamheden
distance adapted to
maintenance operations
H
H
Internal
0,5 min.
0,5 mini
1,5 max.
1,5 maxi
ø
F).
1
2
Beschermingsset BA 009MC
DN
H
REF
mm
mm
2231722MCK
65
247,34
2231822MCK
80
270,51
2232300MCK
100
352,52
2232400MCK
150
405,06
2232500MCK
200
485,7
2232600MCK
250
485,7
NL
3
LT
ØF
mm
mm
740
40
844
40
986
60
1224
60
1485
60
1631
60