4.
Sta niet toe dat kinderen of jonge mensen
onder de 18 jaar het gereedschap gebruiken.
Houd hen uit de buurt van het gereedschap.
5.
Hanteer het gereedschap met de hoogstmoge-
lijke zorg en aandacht.
6.
Gebruik het gereedschap nooit na het gebruik
van alcohol of drugs, of wanneer u zich moe of
ziek voelt.
7.
Probeer nooit het gereedschap te wijzigen.
Gebruik het gereedschap niet bij slechte
8.
weersomstandigheden, met name wanneer de
kans op bliksem bestaat. Dit verkleint de kans
om door de bliksem getroffen te worden.
Het gebruik van het gereedschap kan landelijk
9.
gereglementeerd zijn. Houd u aan de regelge-
ving zoals die in uw land geldt voor het hante-
ren van het gereedschap.
Persoonlijke-beschermingsmiddelen
1.
Draag een veiligheidshelm, een veiligheids-
bril en veiligheidshandschoenen om uzelf te
beschermen tegen rondvliegend afval en val-
lende voorwerpen.
2.
Draag gehoorbescherming, zoals oorkappen,
om gehoorschade te voorkomen.
3.
Draag geschikte kleding en schoenen waar-
mee veilig kan worden gewerkt, zoals een
werkoverall en stevige schoenen met antis-
lipzolen. Draag geen loshangende kleding of
sieraden. Loshangende kleding, sieraden en lang
haar kunnen verstrikt raken in bewegende delen.
4.
Draag altijd veiligheidshandschoenen wanneer
u de zaagketting hanteert of de kettingspan-
ning instelt. De zaagketting kan flinke snijwonden
veroorzaken in blote handen.
Veiligheid op de werkplek
Houd het gereedschap ten minste 15 meter
1.
uit de buurt van hoogspanningsleidingen en
communicatiekabels (inclusief de boomtakken
die ze aanraken). Als u een hoogspanningslei-
ding nadert of aanraakt met het gereedschap,
kan dat leiden tot de dood of ernstig letsel. Kijk
of er hoogspanningsleidingen of schrikdraada-
frasteringen in de buurt van het werkgebied
zijn voordat u met de werkzaamheden begint.
2.
Bedien het gereedschap alleen bij goed zicht
en daglicht. Bedien het gereedschap niet in het
donker of in mist.
3.
Tijdens het gebruik mag u nooit op een
instabiele of gladde ondergrond of op een
steile helling staan. Let in de winter op ijs en
sneeuw, en zorg er altijd voor dat u stevig
staat.
Houd tijdens het gebruik omstanders en die-
4.
ren ten minste 15 meter uit de buurt van het
gereedschap. Zet het gereedschap uit zodra
iemand dichterbij komt.
5.
Als u met twee of meer mensen werkt, houdt
u ten minste 15 meter of meer afstand tussen
elkaar, en zorg dat een leidinggevende aanwe-
zig is.
6.
Onderzoek het werkgebied op draadafrasterin-
gen, muren en andere massieve voorwerpen
voordat u met de werkzaamheden begint. Zij
kunnen de zaagketting beschadigen.
Voorbereidingen
Alvorens het gereedschap te monteren of af
1.
te stellen, schakelt u het gereedschap uit en
verwijdert u de accu.
Trek altijd veiligheidshandschoenen aan
2.
voordat u de zaagketting hanteert of de ket-
tingspanning instelt.
3.
Voordat u het gereedschap start, inspecteert u het
gereedschap op beschadigingen, losse bouten/moe-
ren en verkeerde montage. Als de zaagketting bot is,
slijpt u hem. Als de zaagketting verbogen of bescha-
digd is, vervangt u hem. Controleer of alle bediening-
shendels en -schakelaars gemakkelijk kunnen worden
bediend. Maak de handgrepen schoon en droog.
4.
Probeer nooit het gereedschap te starten als
het gereedschap beschadigd of niet volledig
gemonteerd is. Anders kan ernstig letsel ontstaan.
5.
Stel het schouderdraagstel af op de lichaams-
grootte van de gebruiker.
6.
Stel de kettingspanning correct in. Vul zo
nodig kettingolie bij.
Het gereedschap starten
1.
Draag de persoonlijke-beschermingsmiddelen
voordat u het gereedschap start.
2.
Voordat u het gereedschap start, verzekert u
zich ervan dat zich geen personen of dieren
binnen het werkgebied bevinden.
3.
Wanneer u een accu aanbrengt, houdt u de
zaagketting en het zaagblad uit de buurt van
uw lichaam en andere voorwerpen, inclusief
de grond. De zaagketting kan gaan bewegen bij
het starten en kan ernstig letsel of schade aan de
zaagketting en/of eigendommen veroorzaken.
4.
Plaats het gereedschap op een stevige onder-
grond. Zorg ervoor dat u een goede balans
hebt en dat u stevig staat.
Bediening
1.
In geval van nood zet u het gereedschap
onmiddellijk uit.
2.
Als u tijdens het gebruik een ongebruikelijke
situatie opmerkt (bijvoorbeeld geluid of trillin-
gen), schakelt u het gereedschap uit. Gebruik
het gereedschap niet meer totdat de oorzaak is
opgespoord en verholpen.
3.
De zaagketting blijft gedurende een korte tijd
doordraaien nadat het gereedschap is uitgescha-
keld. Raak de zaagketting niet onmiddellijk aan.
4.
Gebruik tijdens het werk het schouderdraag-
stel. Houd het gereedschap stevig tegen uw
rechterzij.
5.
Houd de voorhandgreep met uw linkerhand
vast, en houd de achterhandgreep met uw
rechterhand vast, ongeacht of u links- of
rechtshandig bent. Vouw uw vingers en dui-
men om de handgrepen.
Houd het gereedschap alleen vast aan de
6.
geïsoleerde vlakken omdat de zaagketting met
verborgen bedrading in aanraking kan komen.
Wanneer de zaagketting in aanraking komt met
onder spanning staande draden, zullen de niet-
-geïsoleerde metalen delen van snoeischaar met
verlengd bereik onder spanning komen te staan
zodat de gebruiker een elektrische schok kan
krijgen.
70 NEDERLANDS