NL
1. Montage van de voorwielen
Plaats een voorwiel en een ring Ø 10 mm op de vooras. Veilige met een splitpen en zet
tenslotte een wieldop op het wiel. Herhaal dit aan de andere kant
2. Montage van de aandrijfwielen
Controleer of de achteras in het midden van de carrosserie zit en of beide asuiteinden links en
rechts even lang zijn. De asuiteinden steken links en rechts even ver uit. Schuif een achterwiel
en vervolgens een ring Ø 10 mm op de as. Zet het vast met een splitpen en plaats tenslotte
een wieldop op het wiel. Draai het model naar de andere kant en zorg ervoor dat het
gemonteerde wiel op de grond rust. Trek de as zo ver mogelijk naar buiten en monteer het
andere achterwiel.
3. Montage van de windscherm
Plaats het windscherm in de daarvoor bestemde positie totdat het vastklikt.
4. Montage van het stuurwiel
Verbind de kabel van het stuurwiel met de kabel van het model. Let erop dat de kabels niet
geknikt, gekneld of gedraaid zijn. Breng het stuurwiel op één lijn met de stuurkolom, druk
de twee pennen op het stuurwiel in en duw het stuurwiel op de stuurkolom tot deze in de gaten
vastklikt.
5. Aansluiting batterij
Voordat u de stoel monteert, sluit u alle connectors aan zoals afgebeeld. Sluit alleen
connectoren aan die bij elkaar passen en let op dat u de polariteit niet omdraait. Controleer de
stroomvoorziening door de ON/OFF schakelaar op het model in te drukken.
Als de stroomvoorziening werkt, hoort u een motorgeluid.
6. Montage van de stoel
Positionieren Sie den Sitz so auf der Karosserie, dass die Zapfen vorne am Sitz in die
Karosserie greifen. Wenn der Sitz korrekt platziert ist, sichern Sie ihn mit einer Schraube.
1
1
2
3
Gebruik onder direct toezicht van een volwassene.
Het besturen van het model vereist een bepaald minimum aan vaardigheden en voorzorgsmaatregelen. Daarom is het nodig voor het gebruik van het model kennis met zijn met de
functies en het stuursysteem te nemen. Het model wordt door zijn hoge eigen gewicht gekenmerkt. Dit kenmerk verhoogt het risico op schade en letsel bij verloren controle. Vermijd elke,
opzettelijke of onopzettelijke botsing of aanrijding tegen voorwerpen of enige vorm van het in gevaar brengen van andere personen.
Let op!
Schakel het model na elk gebruik onmiddellijk uit als het model is voorzien van een aan/uit schakelaar. Als het model een accu heeft die kan worden verwijderd of is uitgerust
met een losneembare steekverbinding, moet de accu na elk gebruik uit het model worden gehaald. De accu kan volledig leeg raken als het model per abuis wordt ingescha-
keld of de accu en het model worden niet losgekopeld. In zo'n geval verliest de accu zijn vermogen of kan zodanig worden beschadigd dat het laden of ontladen van de accu
niet meer mogelijk is of tijdens dit proces kan verbranden (brandgevaar). De volledig lege accu's kunnen nooit meer worden opgeladen of ontgeladen. Om diepe ontlading
van de batterij te voorkomen, mag de spanning nooit lager dan 11,9 V zijn. De spanning van volledig opgeladen accu is ca. 13 V. Om de diepe ontlading veroorzaakt door de
zelfontlading van de accu te voorkomen, dient de accu na gebruik volledig te worden opgeladen. De accu dient volledig te worden opgeladen na ca.10 minuut wachttijd na
gebruik en niet later dan 12 uur na gebruik. Als de accu lange tijd niet gebruikt wordt, dient dan ten minste elke 3 maanden op correcte spanning (min. 12,3 V) en op eventuele
beschadiging te worden gecontroleerd. Indien nodig op te laden of te verwijderen.
14
2
3
4
5
6
8
4
5
6
7
7. Montage van de achteruitkijkspiegels
Duw de achteruitkijkspiegels in de beoogde stand tot ze vastklikken.
8. Laden
• Tijdens het laden moet het voertuig zijn uitgeschakeld.
• Steek de lader in het stopcontact, de LED brandt groen. Sluit de lader aan op de
laadaansluiting.
• De LED op uw lader brandt rood zolang de batterij wordt opgeladen. Wanneer de LED is
weer groen, de batterij is volledig opgeladen.
• De oplaadtijd is 6 uur.
• Het is niet aangeraden de accu vaker dan 1 keer binnen 24 uur te laden.
• De oplader en accu worden tijdens het laden warm.
Waarschuwing!
• Na elk gebruik van het model afwachten tot het model afkoelt en daarna starten.
Wanneer een aanvullende accu tussen een vervanging van de accu`s wordt
gebruikt en voordat het model opnieuw wordt gestart, houd minstens één koelfase
van 15 minuten. Oververhitting kan schade aan de elektronica of brand
veroorzaken.
• Sluit het model altijd na het laden opnieuw op de oplader aan. Koppel de oplader
altijd onmiddellijk los nadat het model wordt losgekoppeld. Als het model of de
oplader na het laden blijft aangesloten, kan deze schade aan het model, de oplader
of de voeding veroorzaken (brandgevaar).
• Gebruik de lader alleen in droge ruimten.
Functies
1. Klankbord
2. Aan/uit schakelaar (ON/OFF)
Met de aan/uit schakelaar (ON/OFF) is het mogelijk het voertuig aan- en uitzetten.
3. Lichtschakelaar
4. Snelheid
High speed
hoge snelheid
Low speed
lage snelheid
5 Schakelaar
Vooruit:
Stel de knop „Forward-Backward" in de stand „Forward".
Nadat het gaspedaal wordt ingedrukt gaat het model vooruit.
Stoppen:
Het model stopt nadat de voet van het gaspedaal wordt genomen.
Stel de knop „Forward-Backward" in de neutrale stand.
Achteruit:
Stel de knop „Forward-Backward" in de stand „Backward".
Nadat het gaspedaal wordt ingedrukt, gaat het model achteruit.
Belangrijk!
Het voertuig moet stilstaan voordat de richting wordt gewijzigd.
Anders kan de versnelling of/en motor schade oplopen.
6. Gaspedaal
Druk op het gaspedaal om het model te laten bewegen.
Haal je voet van het gaspedaal en het model stopt.
Klankbord
1 USB
2 Micro SD
Na het plaatsen van een Micro SD kaart of USB stick, begint het Soundboard de nummers in
volgorde af te spelen. Alleen bestanden met de extensie .mp3 kunnen worden afgespeeld.
3 Aux
MP3-apparat/Mobiele telefoon aansluiten
4 V-
indrukken = titel achteruit, lang indrukken = volume omlaag
5 Pauze & afspelen
6 Muziek/V+
indrukken = titel achteruit, lang indrukken = volume omlaag
7 Bluetooth / Radio
Druk op de toets op het bedieningspaneel en de Bluetooth-functie wordt geactiveerd, een
akoestische aankondiging. Activeer nu de Bluetooth-functie op uw mobiele telefoon. „yx"
verschijnt, uw mobiele telefoon is nu verbonden met het model.
8 Voedingsspanning indicator
Let op!
Onmiddellijk na het inschakelen geeft het voertuig de totale spanning van beide batterijen in
volt aan. Volledig opgeladen batterijen zonder belasting wijzen op een spanning van 12,6-13 V
(blauw). De aangegeven waarde is afhankelijk van de belasting. Dit betekent dat de
weergegeven spanning daalt onder belasting. Wanneer in onbelaste toestand de spanning
lager dan ca. 11,8 V (rood) is, moet dan Rideon worden uitgeschakeld en de batterij opgeladen
(zie opladen).
Anders kan de batterij diep worden ontladen en onherstelbaar worden beschadigd. Een
diep ontladen batterij valt niet onder de garantie en moet en moet tegen betaling worden
vervangen.