Richtlijnen betreffende de installatie en aansluiting van elektrische schrikdraadinstallaties
Elektrische schrikdraadinstallaties dienen zodanig te worden geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden dat het gevaar
voor personen, dieren en hun omgeving tot een minimum wordt beperkt.
Elektrische schrikdraadinstallaties mogen niet zodanig worden aangelegd dat dieren of personen erin verstrikt
zouden kunnen raken.
Een elektrische schrikdraadinstallatie mag niet van stroom worden voorzien door twee aparte voedingsapparaten of
een onafhankelijk stroomcircuit van dezelfde generator.
Vermijd dat lichaamsdelen, in het bijzonder het hoofd, de nek en de romp in contact komen met de
prikkeldraadafrastering van elektrische schrikdraadinstallaties. Klim niet over, door of onder een elektrische
schrikdraadinstallatie. Gebruik een hek of een speciaal ontworpen oversteekplaats.
Bij twee afzonderlijke elektrische schrikdraadinstallaties die van stroom worden voorzien door aparte generatoren
met een autonome timer, dient de afstand tussen de prikkeldraadafrastering van de twee elektrische
schrikdraadinstallaties minstens 2,5 m te bedragen. Indien deze ruimte gesloten dient te worden, dient dit te
gebeuren door middel van elektrisch isolerend materiaal of een geïsoleerde metalen afsluiting.
Prikkeldraad mag niet onder stroom worden gezet door een generator.
Een niet-elektrische afrastering van prikkeldraad mag worden gebruikt om een of meerdere onder stroom staande
draden van een elektrische schrikdraadinstallatie te ondersteunen. De ondersteunende apparaten voor de onder
stroom staande draden dienen zodanig te worden geconstrueerd dat deze draden op een afstand van minstens 150
mm van het verticale vlak van de niet onder stroom staande draden worden geplaatst. De prikkeldraad dient
regelmatig te worden geaard.
Neem de aardingsvoorschriften in acht van de fabrikant van het voedingsapparaat.
De afstand tussen de aardingselektrode van de generator en alle mogelijke andere onderdelen die verbonden zijn
met het aardingssysteem, zoals de beschermende aarding van het stroomvoorzieningssysteem of de aarding van het
telecommunicatiesysteem, dient minstens 10 m te bedragen.
Verbindingskabels in gebouwen dienen te worden afgeschermd van de geaarde structurele onderdelen van het
gebouw, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een geïsoleerde hoogspanningskabel.
Verbindingskabels die zich onder de grond bevinden, dienen te worden voorzien van geïsoleerd materiaal. Anders
dienen hoogspanningskabels te worden gebruikt. Vermijd dat schade wordt toegebracht aan de verbindingskabels
door paardenhoeven of tractorwielen die in de bodem dringen.
Verbindingskabels mogen niet worden geïnstalleerd in dezelfde kabelbuis als de bedrading van de elektrische
voeding, communicatiekabels of gegevenskabels.
Verbindingskabels en de prikkeldraadafrastering van elektrische schrikdraadinstallaties mogen niet boven
bovengrondse elektriciteits- of communicatieleidingen worden geplaatst.
Een kruising met bovengrondse elektriciteitsleidingen dient waar mogelijk te worden vermeden. Wanneer een
dergelijke kruising niet kan worden vermeden, dient deze kruising onder de stroomdraden en indien mogelijk in een
rechte hoek ten opzichte van de elektrische leiding te worden geplaatst.
Indien verbindingskabels en de prikkeldraadafrastering van een elektrische schrikdraadinstallatie in de nabijheid van
een bovengrondse elektrische leiding zijn geplaatst, mag de afstand tot de bodem niet minder bedragen dan de
afstand vermeld in tabel 1.
Tabel 1 – Minimumafstand tussen de bodem en elektriciteitsleidingen voor elektrische schrikdraadinstallaties
Indien verbindings-kabels en elektrische schrikdraadinstal-laties in de nabijheid van een bovengrondse
elektriciteitsleiding zijn geplaatst, mag hun afstand ten opzichte van de bodem niet meer dan 3 m bedragen.
Deze hoogte is van toepassing op elke zijde van de orthogonale projectie van de buitenste kabels van de
elektriciteitsleiding op de bodem. Concreet gaat het om een afstand van
– 2 m voor elektriciteitsleidingen met een normaal voltage van maximum 1 000 V;
– 15 m voor elektriciteitsleidingen met een normaal voltage van meer dan 1 000 V.
Voor elektrische schrikdraadinstallaties bedoeld om vogels, huisdieren of vee zoals koeien af te schrikken, is een
stroomvoorziening door generatoren met een laag uitgangsvermogen voldoende voor een bevredigend en veilig
Voltage elektriciteitsleiding
V
≤ 1 000
> 1 000 en ≤ 33 000
> 33 000
afstand
m
3
4
8
NL
38