Stand Start.
• Aftakas (7:D)
Ingeschakeld.
Uitgeschakeld.
BELANGRIJK
De aftakas mag nooit ingeschakeld zijn wan-
neer het accessoire vooraan in de was-/onderhoudspositie is
gesteld. Dit beschadigt de riemoverbrenging.
• Hendel voor inschakeling/deblokkering van de
overbrenging (8:A)
Deze hendels staan de toe de machine handmatig
(door te duwen of te slepen) te verplaatsen zonder ze in
te schakelen.
Overbrenging ingeschakeld (8:A2).
Overbrenging uitgeschakeld (8:A1):
de machine kan handmatig verplaatst
worden.
BELANGRIJK
De ontkoppelingshendel mag zich nooit tussen
de externe en de interne stand bevinden. Deze conditie veroorzaakt
de oververhitting en de beschadiging van de overbrenging.
5. GEBRUIK VAN DE MACHINE
5.1. VOORAFGAANDE HANDELINGEN
• Olie en benzine bijvullen
BELANGRIJK De machine wordt zonder motorolie en
brandstof geleverd.
Vooraleer de machine te gebruiken, moet men de
aanwezigheid van brandstof en het oliepeil controleren.
Voor de modus en de voorzorgsmaatregelen betreffende het
tanken/bijvullen moeten de voorschriften gevolgd worden die
zijn aangeduid in het boekje van de motor.
• Verstelling van de stoel
Zie afbeelding 9.
De stoel is verstelbaar en kan in de verstelde
stand naar boven geblokkeerd worden met de
pal (9.B).
Om de stoel te regelen:
1. Los de schroeven (9:A).
2. Verplaats de stoel in de gewenste positie: kan naar voor
en achter geregeld worden
3. Draai de schroeven vast (9:A).
• Afstelling stuur (model V 302 S)
Draai de stelknop van het stuur los om het stuur zelf in de
gewenste positie te plaatsen. Draai de knop opnieuw vast.
• Afstelling van de maaihoogte
Handmatige afstelling - model V 302 (6:H):
Elektrische afstelling - model V 302 S (7:C)
De schakelaar staat de continue afstelling van
de maaihoogte toe.
De maaigroep wordt aangesloten op de aansluiting (7:G).
• Bandenspanning
Voor de bandenspanning wordt verwezen naar
TECHNISCHE GEGEVENS".
• Voorbereiding van de machine voor het werk
OPMERKING Met deze machine kan men het gras op ver-
schillende wijzen maaien; vooraleer het werk aan te vangen,
raadt men aan de machine af te stellen al naargelang de wijze
waarop men het gras wil maaien.
5.2. VEILIGHEIDSCONTROLES
• Algemene veiligheidscontroles
Object
Accu.
Brandstofsysteem
en verbindingen.
Elektrische kabels.
Oliecircuit.
Activeer de machine
in vooruit/achteruit, en
laat het gaspedaal los.
Rijtest.
Veiligheidsinrichtingen.
• Controles van de veiligheidsinrichtingen
Status
Bestuurder zit niet.
Bedrijfsrem
ingeschakeld.
Bestuurder zit.
Bedrijfsrem
uitgeschakeld.
Bestuurder zit.
Bedrijfsrem
ingeschakeld.
Aftakas
geactiveerd.
Bestuurder zit.
Bedrijfsrem
ingeschakeld.
Aftakas
gedeactiveerd.
Motor
ingeschakeld.
Motor ingescha-
keld.
Maaigroep
gekoppeld.
NL - 5
Resultaat
Geen schade aan het
omhulsel, aan het deksel
of aan de klemmen.
Geen lekken.
Isolatie volledig intact.
Geen mechanische
schade.
Geen lekken.
Geen schade.
De machine vertraagt
en stopt.
Geen abnormale trillingen.
Geen abnormaal geluid.
Ze werken zoals
is aangeduid in de
volgende paragraaf.
Actie
Resultaat
Probeer de motor
De motor start
te starten.
niet.
Probeer de motor
De motor start
te starten.
niet.
Probeer de motor
De motor start
te starten.
niet.
Probeer de motor
De motor start.
te starten.
De bediener staat
De motor valt
op van de stoel.
stil.
Plaats het
De maaigroe-
mechanische
pen stoppen.
hijspedaal van de
accessoires in de
transportstand.
"0 TABEL