Onderste stang
monteren
Zorg ervoor dat bij de montage van
de grijpstang de bowdenkabel
(
19) niet wordt ingeklemd.
1. Draai de twee kruiskopschroeven (4a)
los van de onderste stangen (4).
2. Steek de onderste stangen (4) in de
houder op de grasmaaierbehuizing
(12).
De onderste stang (4) met de voorge-
monteerde geleider van de starterkabel
(21) moet in de rijrichting rechts op de
maaierbehuizing (12) worden gezien.
3. Bevestig de onderste stangen (4) met
een respectievelijke kruiskopschroef
(4a). Hiertoe kunt u de meegeleverde
schroevendraaier (26) gebruiken.
Greepstang monteren
Voordat u de grijpstang monteert,
verwijdert u evt. de handgreepmoe-
ren (3a) en de schroeven (3c),
samen met de sluitringen (3b) en de
geleiding van de startkabel (21),
van de onderste stangen (4).
1. Zet de grijpstang (1) op de onderste
stangen (4).
2. Schuif aan beide kanten een schroef
(3c) door de boorgaten in de greep-
stang.
3. Schuif een sluitring (3b) op elke schroef
(3c).
4. Draai de handgreepmoeren (3a) op de
schroeven (3c).
Aan de rechterkant van de grasmaaier
moet de geleiding va de startkabel
(21) tussen de sluitring (3b) en de
handgreep (1) op de schroef (3c) wor-
den geplaatst.
5. Bevestig de bowdenkabel (19) met be-
hulp van de kabelklem (
onderste stang (4).
Starterkabel monteren
1. Trek de veiligheidsbeugel (2) in de
richting van de greepstang (1) en houd
hem vast.
2. Trek langzaam de starterkabel aan de
statergreep (22) in de richting van de
stang.
3. Hang de starterkabel in de geleiding
voor de starterkabel (21).
4. Laat de veiligheidsbeugel (2) los.
Wielen monteren
Monteer eerst de stangen, aangezien de
toegang tot de kruiskopschroef (4a) voor
de montage van de stangen wordt bemoei-
lijkt door een gemonteerd wiel.
Door de wielen te positioneren kiest u de
maaihoogte. Het apparaat heeft 3 mogelij-
ke standen:
65 mm - grote maaihoogte
→ onderste stand maaihoogte (29)
45 mm - medium maaihoogte
→ middelste maaihoogte-stand (29)
25 mm - geringe maaihoogte
→ bovenste maaihoogte-stand (29)
1. Bevestig de vier wielen (13) elk met de
wielbout (13b) en de onderliggende
veiligheidsring (13c) op de gewenste
maaihoogte-stand (29).
Kies voor alle vier de wielen dezelfde
maaihoogtestand (29)!
Let er bij het monteren van het
wiel op dat u bij de markeringen
de "L" en "R" op de grasmaaier-
behuizing (12) de wielschroef (13b)
NL
BE
20) op de
79